Aan Portugal gespiegeld
‘Hoe komt het dat een land dat ooit vooropliep in de ontwikkeling van Europa, dat zeewegen ontdekte die de basis vormden voor expansie en kolonisatie en zorgde voor omwentelingen in handelsverkeer, kennis van de wereld en inzicht in de verscheidenheid aan mondiale culturen, dat een rijk bezat waarin de zon nooit onderging, dat in alle werelddelen vertegenwoordigd was...’
Over welk land heeft de schrijver van deze regelen in Vrij Nederland (2 juli) het? Nederland? We zouden het kunnen geloven, want woord voor woord past deze passage op ons land. Woord voor woord - behalve het eind, dat luidt: ‘... dat dat land, ondanks alle rijkdommen waarover het kon beschikken, nu voor een deel de trekken van een Derde-Wereldland vertoont?’
Dan merken we dat de schrijver niet Nederland kan bedoelen, want, hoezeer het ook de laatste decennia achteruitgekacheld is - van op één na rijkste tot armste land van de oorspronkelijke Zes van Europa -, een Derde-Wereldland is het nog niet. Het land dat bedoeld is, is dan ook niet Nederland, maar Portugal.
Portugal en Nederland hebben meer gemeen dan een verleden van zeevarende en pionierende mogendheid, een verleden dat in beide landen zijn sporen tot de dag van vandaag heeft achtergelaten. Minister Kooijmans zei in zijn interview met Der Spiegel van vorige week dat dat verleden van grote mogendheid ons nog dwarszit - in onze verhouding tot Duitsland bijvoorbeeld.
Zo zal Portugals verhouding tot zijn achterland, het grotere Spanje, ongetwijfeld ook grotendeels bepaald zijn door dat grootse verleden. Daarbij komt dat Spanje Portugal zestig jaar lang (1580-1640) bezet hield. Als Nederland al een trauma heeft overgehouden van een vijfjarige Duitse bezetting, hoeveel te groter zal niet het Portugese trauma zijn?
Merkwaardig verschil is dat, terwijl het Portugees nog de officiële taal is van Portugals vroegere koloniën - van Macao tot Brazilië -, het Nederlands als voertaal vrijwel uitgestorven is. Welke gevolgtrekkingen kunnen we daaruit maken, wat ons cultuurbeleid, misschien zelfs wat onze cultuur betreft?
Zeker maakt, getuige de belangstelling die de Portugese literatuur in de wereld geniet, de Portugese cultuur een vitale indruk - een enigszins paradoxale constatering, gezien de waas van melancholie en levensmoeheid die erover lijkt te hangen (of laten we ons hier bedriegen door de fado?).
Ja, de Portugese schrijver José Saramago zegt zelfs in een vraaggesprek in hetzelfde nummer van Vrij Nederland: ‘Portugal ligt op sterven.’ En hij verklaart zich aldus nader:
‘Mijn land leeft, er wonen mensen, het functioneert, maar we hebben geen enkel idee omtrent onze eigen toekomst. We hebben altijd veel moeite gehad om onszelf te zijn, maar op dit moment zijn we van alles en iedereen afhankelijk. We koesteren enkel de ideeën die ons door andere landen worden ingefluisterd. (...)
Als ik zeg dat Portugal dood is, bedoel ik dat we geen enkel nationaal project hebben waardoor we, deel uitmakend van de internationale gemeenschap, onszelf kunnen zijn. We hebben een oude cultuur, en die houdt ons nog enigszins op de been. Maar wat onze identiteit betreft, heerst er een enorme verwarring.’
Maar is dit niet de positie waarin ieder klein land zich bevindt, in een wereld waar iedereen van iedereen afhankelijk is (hoewel, dat is waar, de een meer dan de ander)? En wat de identiteit betreft, daar worstelt zelfs een groot land als Duitsland enorm mee.
En welk land in Europa heeft een ‘nationaal project’? Als we dat nagaan, moeten we tot de erkenning komen dat Frankrijk het enige Europese land is dat zoiets heeft als een ‘nationaal project’. En wat is dit? President Mitterrand heeft dit op zijn laatste gesprek met de pers op 14 juli nog eens gezegd: het is Europa.
Natuurlijk is dit een Europa waarin Frankrijk stilzwijgend de leidende positie wordt toegedacht; en dat stuit, even natuurlijk, weer op bedenkingen bij andere Europese volken. Maar het is ontegenzeglijk een project. Alleen mogen we ons afvragen of Mitterrands opvolgers het met even veel wilskracht zullen najagen.
Ook hier een paradox: het nationaal project vooronderstelt een opgeven van nationale soevereiniteit, althans een deel ervan. De deelneming van Duitse troepen aan de parade op Frankrijks nationale feestdag was dan ook een volstrekt logisch gevolg van dat project.
Het was Mitterrands eigen idee, maar het was interessant te zien dat dit idee de instemming had van een grote meerderheid der bevolking. Het applaus waarmee die troepen begroet werden, overstemde dan ook grotelijks de fluittonen. In dit opzicht toonde zich ook het Franse publiek consequent: wie Europa wil, moet ook dit willen.
Zouden wij, Nederlanders, in staat en bereid zijn tot soortgelijk gebaar? Gaat onze Europese geestdrift, die overigens bij de Europese verkiezingen gebleken is grotendeels een mythe te zijn, zo ver? Of zijn slechts grote landen tot grote gebaren in staat? Frankrijk hoeft zich geen zorgen te maken over zijn identiteit; een land als Nederland misschien meer - vooral tegenover Duitsland.
NRC Handelsblad van 19-07-1994, pagina 7