Onnodige verrassingen
Helaas moeten we nog eens terugkomen op de mislukte kandidatuur van minister-president Lubbers voor het voorzitterschap van de Europese Commissie. Waarom? Omdat hij er zelf uitvoerig op is teruggekomen in het interview met Derk Jan Eppink in de krant van 1 juli.
Dat interview kunnen we niet zonder een zekere gêne lezen - plaatsvervangende gêne dan. Een Duitse bondskanselier die de brieven van zijn Nederlandse collega niet beantwoordt en hem op internationale ontmoetingen ontloopt - dat zijn zaken die ik, als ik minister-president zou zijn, liever voor me gehouden zou hebben.
Maar ze geven wèl de verhouding weer - niet alleen de verhouding tussen beide heren, maar ook de machtsverhouding tussen beide landen. De eerste is een incidentele, de tweede een blijvende. Camaraderie en christen-democratische solidariteit kunnen daar geen verandering in brengen, hoewel dat niet betekent dat die verhouding daarom slecht moet zijn. Dat hangt weer grotendeels van de desbetreffende personen af.
Intussen heeft ook bondskanselier Kohl, met de door hem gepousseerde kandidatuur-Dehaene, zijn zin niet gekregen, en het is begrijpelijk dat Lubbers daar enige voldoening uit put. Maar dat is wat Lubbers zelf noemt: geneuzel.
Interessanter zijn de dingen die voor Lubbers, naar eigen zeggen, onverwacht waren. ‘De kleine landen hebben, de één na de ander, op het laatste moment in Korfoe gezegd: we willen stemmen op de winnaar. Dat is erg begrijpelijk als je een klein land bent. Dat had ik vooraf anders getaxeerd’.
Als Lubbers pas op Korfoe deze onaangename verrassing te verwerken kreeg, dan was dat wel op een heel laat ogenblik. Had minister Kooijmans, die nog een paar dagen vóór Korfoe in Lissabon en Kopenhagen was geweest om voor Lubbers te werven, hem dan nog hoop gegeven? Het is niet waarschijnlijk.
Dat Lubbers verrast is door de houding van de kleine landen, die hij, onder andere met zijn interview in de Financial Times, had proberen te mobiliseren tegen het Frans-Duitse dictaat van Mulhouse, doet überhaupt de vraag rijzen naar het gebruik dat hij van Nederlands diplomatieke apparaat heeft gemaakt.
Heeft hij er gebruik van gemaakt, en dan in het bijzonder in de kleine landen? En zo ja, waren de diplomatieke rapporten optimistisch wat betreft de steun die Lubbers van die landen kon krijgen? In dat geval hebben de diplomaten gefaald.
Of waren die rapporten pessimistisch en heeft Lubbers ze genegeerd? Die laatste mogelijkheid is niet zo uit de lucht gegrepen: per slot van rekening heeft in de maanden voorafgaande aan 30 september 1991 zelfs de politieke leiding van Buitenlandse Zaken (minister Van den Broek en staatssecretaris Dankert) ook de waarschuwende rapporten van haar vertegenwoordiger bij de Europese Commissie genegeerd - met als gevolg dat Nederland een ‘diplomatieke en politieke misser’ (de woorden zijn van die vertegenwoordiger) zonder weerga beging.
Of heeft Lubbers helemaal geen gebruik gemaakt van onze ambassades in Lissabon, Kopenhagen, Dublin, Luxemburg en Athene, vertrouwend op zijn persoonlijke betrekkingen met zijn collega's ter plaatse? Die vragen zijn niet onbelangrijk, want we onderhouden niet voor niets een duur diplomatiek apparaat. Weliswaar hebben de moderne communicatiemiddelen en de ministers zelf (die overal naar toe reizen) het grotendeels gedevalueerd - dat geldt overigens voor alle diplomatieke apparaten -, maar in een geval als de kandidatuur-Lubbers is het toch nog altijd onmisbaar als informatiebron.
In elk geval is de mythe van Nederland als ‘grootste van de kleinen’ voorgoed (mogen we hopen) doorgeprikt. Ja, het is wel grootste van de kleinen - Lubbers herhaalt het in het interview van 1 juli -, maar het kan daar geen enkele aanspraak aan ontlenen. Als de kleinen, als puntje bij paaltje komt, een grotere volgen dan liever een echte grote.
Was dit een onaangename verrassing voor Lubbers, een aangename was dat ‘ik op Korfoe steun zou krijgen van èn Italië èn Spanje èn Groot-Brittannië’. Die drie grote landen zeiden tegen het Frans-Duitse besluit van Mulhouse: ‘je kan me wat’. En Kohl slaagde er niet in hen te overtuigen. Dat heeft kennelijk voor Lubbers de pil enigszins verguld.
Ook daar had Lubbers zich niet door hoeven laten verrassen, laten we hem echter deze voldoening, al zal hij zelf ook wel begrijpen dat die steun niet in de eerste plaats zijn persoon gold (behalve wellicht in het geval van González). Berlusconi's steun is eerder een symptoom van herlevend Italiaans nationalisme, dat zich bijna per definitie tegen een Frans-Duits dictaat keert.
Of Nederland daar nu zo blij mee moet zijn? Lubbers' partijgenote Maij-Weggen, die ons opriep als één man achter Lubbers te gaan staan, wilde Berlusconi niet eens in de christen-democratische fractie van het Europese Parlement vanwege zijn coalitie met de neofascisten. Als Berlusconi niet andere motieven had om Lubbers te steunen - zoals gezegd: nationalistische motieven - dan had haar ferme houding die steun nog verspeeld. Maar ja, voor zulke mensen is gelijk hebben belangrijker dan gelijk krijgen.