Heeft de jeugd nog de toekomst?
‘Jongens waren we - maar aardige jongens.’ Gaat deze bekende openingszin van Nescio's Titaantjes op voor Joris Abeling en Serge van Duijnhoven? Jongens zijn ze vrijwel zeker, maar aardige jongens? In hun artikel in de krant van 10 mei hebben ze mij een consilium abeundi gegeven (die uitdrukking hoef ik toch zeker niet te vertalen voor jongens die zich aankondigen als redacteur van het tijdboek MillenniuM - wat dat ook moge zijn?).
Waarom deze raad om te vertrekken; in mijn geval: op te houden met schrijven? Omdat ik een oordeel over de generatie van de jaren zestig had gegeven dat niet veel blijkt af te wijken van wat de historicus Hans Righart er in het Amsterdams Sociologisch Tijdschrift (april 1994) over gaf: ‘Een generatie zonder echte kopzorgen, materieel verwend, in vrijheid opgegroeid en geschoold, levend in een betrekkelijk stabiele internationale orde. Men kon zich de weelde veroorloven de totstandkoming van het aards paradijs op de agenda te zetten.’
Maar ik heb nieuws voor Joris en Serge. Goed en slecht nieuws. Eerst het goede: ik heb er de langste tijd als stukjesschrijver op zitten. Nu het slechte: ze hebben, wat mij betreft althans, het ogenblik van mijn heengaan met hun artikel uitgesteld. Ze kunnen toch niet van mij verwachten dat ik de indruk achterlaat dat hun artikel de aanleiding van mijn vertrek is?
Ondertussen is het niet erg duidelijk of ze mij het recht ontzeggen te schrijven omdat ze het met mij oneens zijn dan wel omdat ze vinden dat ik te oud ben. Is het eerste het geval, dan pleit dat niet erg voor hun democratische gezindheid. Van het aan Voltaire toegeschreven woord: ‘Ik ben het niet eens met wat u zegt, maar zal tot mijn dood uw recht het te zeggen verdedigen’ hebben ze waarschijnlijk nooit gehoord.
Vinden ze echter dat op ouderen het consigne ‘bek houden’ past, dan zullen ze het ook wel verkeerd vinden dat de 75-jarige Nelson Mandela president van Zuid-Afrika is geworden. In elk geval negeren ze een demografische ontwikkeling: een verschuiving van jong naar oud, die zich ook gemanifesteerd heeft in de verkiezingsuitslag van 3 mei: zeven zetels winst voor de ouderenpartijen en een zetel verlies voor GroenLinks, dat zich als jongerenpartij afficheert. Willen Joris en Serge die ontwikkeling keren, dan moeten ze gauw kindertjes op de wereld zetten.
Dat verlies van GroenLinks is overigens - en daarmee stap ik af van Joris en Serge - de enige echte verrassing van de verkiezingen. Het verlies van CDA en PvdA was verwacht, maar op grond van de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen van 2 maart had de winst van GroenLinks, twee maanden later, op z'n minst vier zetels moeten zijn. Hoe dit verlies te verklaren? Heeft de jeugd de toekomst niet meer?
Natuurlijk zoekt GroenLinks de verklaring niet in de eerste plaats in eigen boezem. ‘Voor 80 procent heeft het niet aan ons gelegen’, zegt Maarten van Poelgeest, die campagneleider was in de Volkskrant van 10 mei. Het lag aan de andere, grotere partijen, waartussen GroenLinks vermalen werd. Ja, dat haal je de koekoek: de groteren zijn sterker. Had GroenLinks dat niet eerder kunnen bedenken?
Volgens mij heeft deze keer niet de boodschap, maar de boodschapper schuld, GroenLinks is onze milieupartij, en milieu is een ernstige zaak, een kwestie van leven of dood. En wat doet GroenLinks? Het voert een ludieke campagne: lijsttrekkers op rolschaatsen, lijsttrekkers die met elkaar boksen en, als klap op de vuurpijl, een house party waar horen en zien je vergaat en drugs vrij verhandeld worden. Dan neemt toch niemand de boodschapper meer au sérieux?
In elk geval moeten er velen zijn geweest die best sympathie voor de boodschap van GroenLinks hadden, maar bij het zien van deze capriolen gedacht hebben: daar hoor ik niet bij; of erger: die sluiten mij uit. GroenLinks heeft kennelijk niet begrepen dat je een conservatiever geworden samenleving niet op je hand krijgt door een reprise van de jaren zestig.
Nogmaals: het gaat niet om de boodschap, die nog niet zo gek was, maar om de manier waarop zij gebracht werd. We weten wel: je mag niet op uiterlijkheden afgaan, maar wanneer verkiezingscampagnes zich grotendeels voor de televisie afspelen, ja juist op de televisie gericht zijn, dan gaat dit gebod niet meer op. Dan gaat het juist voornamelijk om de uiterlijkheden.
Dan gaat het erom of de lijsttrekker een betrouwbare indruk maakt (of hij het ook is, is dan van minder belang); of de partij de indruk maakt een serieuze partij te zijn; of het optreden van de partij in niet al te grote tegenspraak is met de boodschap die zij wil brengen. Dat is het hele eiereten van propaganda, dat een partij, tenzij zij een sekte wil blijven of zich aan politieke incest overgeven, niet straffeloos kan veronachtzamen.
Maar het wordt nog altijd genegeerd. Al in de jaren zestig en zeventig dacht ik, wanneer ik al die demonstraties van langharigen tegen Vietnam of iets anders zag: hoeveel meer mensen, die in beginsel sympathie koesteren voor hun acties, zouden ze niet mee kunnen krijgen als ze zich een beetje netjes zouden kleden en kappen? Dan zouden die mensen (die de meerderheid uitmaken) zich gemakkelijker in hen kunnen herkennen.
Hetzelfde denk ik wanneer ik een zogenaamd antifascistische demonstratie overheerst zie - althans op de televisie, die vaak de werkelijkheid niet weergeeft - door punks met hanekammen. En wanneer stakers of arbeiders wier bedrijven met sluiting bedreigd worden, met gekke petjes op demonstreren, onderwijl lachend in de televisiecamera's kijkend, zou dan de reactie van velen niet zijn: Nu, het water staat hun kennelijk nog niet tot aan de lippen?
Ik weet wel: zulke reacties zijn onrechtvaardig, zij doen geen recht aan de zaak waarom het gaat (of dat nu de oorlog in Vietnam, de kruisraketten, het fascisme dan wel dreigend ontslag is). Allemaal waar, maar die reacties worden uitgelokt, niet door de acties, maar door het beeld dat die acties geven.
Het is een oude waarheid. Al in de jaren zestig heeft de Canadese socioloog Marshall McLuhan gezegd: ‘The medium is the message.’ Vreemd dat GroenLinks zo weinig bij de tijd was. En die tijd is - om prof. Righarts woorden, die op de jaren zestig slaan, om te draaien - er een van kopzorgen, materiële onzekerheid en internationale instabiliteit. Dan zijn de mensen - de geschiedenis heeft dat aangetoond - weinig geneigd tot riskante experimenten.
NRC Handelsblad van 13-05-1994, pagina 7