Om het behoud van het bestel
Lezers van deze rubriek worden geacht volwassen te zijn, dus in staat zelfstandig conclusies te trekken uit de hun voorgelegde feiten en analyses. Het zou neerbuigend zijn, dus in strijd met dit uitgangspunt, hun een stemadvies te geven. Wèl hebben ze er recht op van iemand die hen tweemaal per week komt bezoeken, een stemverklaring te verwachten. Die wordt hieronder gegeven als conclusie van de volgende redenering:
Ons democratisch bestel wil dat we via de stembus uiting geven aan onze politieke voorkeur. Behoud van dit bestel heeft dus voorrang boven die voorkeur. Nu is het hart van dit bestel de ministeriële verantwoordelijkheid. Wie de vraag naar die verantwoordelijkheid ondergeschikt maakt aan politieke overwegingen, tast dus het hart van ons democratisch bestel aan.
Dat nu hebben drie weken geleden de fracties van de twee regeringspartijen, CDA en PvdA, gedaan. Zij hebben er, uit vrees voor de politieke gevolgen, van afgezien twee bewindslieden de consequenties van hun ministeriële verantwoordelijkheid voor door henzelf erkende misstanden bij de politie te laten voelen.
Of in de woorden van PvdA-ideoloog Jos de Beus (Het Parool, 25 april): ‘Een schandaal bij de politie leidt tot uitvaart van de ministeriële verantwoordelijkheid, door toedoen van bewindslieden met de meest uitgesproken opvattingen over een christelijke en burgerlijke moraal.’ Deze verzaking van hun staatsrechtelijke plicht door de twee fracties verdient een afstraffing - ook door hen wier politieke voorkeur naar hun partijen uitgaat. First things first.
Dit geldt ook voor de kleine christelijke partijen, die zonder politieke noodzaak - PvdA en CDA immers hadden samen al de meerderheid in de Kamer - de twee betrokken ministers vrijuit hebben laten gaan, en dat terwijl hun meest geziene zegsman de naam heeft het staatsrechtelijk geweten van de Kamer te zijn. Ook zij krijgen mijn stem niet. Jammer, want ik had graag eens mijn stem aan Schutte gegeven.
Nu zullen er kiezers zijn die het weliswaar met mij eens zijn dat deze partijen lichtvaardig zijn omgesprongen met het beginsel der ministeriële verantwoordelijkheid, maar het toch niet over hun hart kunnen verkrijgen er op 3 mei niet op te stemmen. Dezen kunnen altijd nog, bij wijze van protest, stemmen op de laatste kandidaat op de kieslijst van hun politieke voorkeur. Dit is wèl een stemadvies - dat ikzelf niet zal volgen.
Afgerekend hebbend met die partijen, ga ik nu over op de partijen die de twee ministers wèl aan hun ministeriële verantwoordelijkheid hebben gehouden. Zij hebben de staatsrechtelijke proef, die prioriteit dient te hebben boven de politieke toets, doorstaan. Op hen worden nu politieke criteria toegepast.
Eerst GroenLinks. Een partij waarvan de ene politieke leider nog maar tien jaar geleden totalitaire beginselen was toegedaan en de andere leider de ene dag zich vóór en de andere dag tegen een verbod van Rushdie's boek uitspreekt, is niet ernstig te nemen. Zij is wel voor het milieu, maar vindt - blijkens de house-party die zij zaterdag in Zwolle organiseerde en waar dealers in hard drugs vrij in- en uitliepen - de gezondheid van de mens blijkbaar minder belangrijk. Valt dus af.
D66 valt helaas ook af. Waarom? Een partij waarvan de politieke leider onlangs heeft bevestigd (in een interview in deze krant) dat hij ‘geen standpunten heeft, alleen maar een ‘houding’, kan ik evenmin ernstig nemen. Ik stem niet voor een houding, ook niet als die, zoals Van Mierlo zei, ‘altijd hetzelfde’ is (of dat een aanbeveling is, is ook nog de vraag).
Van Mierlo overdreef een beetje (maar niet veel), want hij heeft in elk geval één standpunt: hij wil het referendum invoeren, en dan zijn we op het hellend vlak naar de directe democratie, en daar ben ik tegen. Het parlement nog meer uithollen? Nee.
Blijft over de VVD. Van die partij ben ik ook niet zo gecharmeerd, maar ik ga er toch op stemmen. Waarom? Omdat haar politieke leider heeft gezegd dat hij, als zijn partij in de regering zou komen, in de Kamer zou blijven. Als voorstander van het dualisme - gescheiden verantwoordelijkheid van kabinet en volksvertegenwoordiging - zou ik dit toejuichen. De regeringsfracties hebben, vooral in de periode-Lubbers, te veel gefungeerd als afstempelaars van in het Torentje genomen beslissingen.
Zeker, Bolkestein lijkt een slag om de arm te houden wat het premierschap betreft. Dat is legitiem, want in de politiek moet je nooit nooit zeggen. Als hij daarmee een premierschap van Wiegel, dat sommige populisten bepleiten, zou voorkomen, dan moeten we Bolkestein in godsnaam maar niet aan zijn voorkeur houden.
Daarmee zijn we bij het premierschap als criterium gekomen. Terecht wordt dit een steeds belangrijker criterium bij de politieke keuze. De Europese Raad, waarin de regeringsleiders van de Europese Unie zitting hebben, wordt immers een steeds belangrijker lichaam. Het is dus voor Nederland van belang door wie het daar vertegenwoordigd wordt.
Van de politieke leiders der partijen die de staatsrechtelijke proef niet hebben doorstaan, maar niettemin als serieuze kanshebbers moeten worden beschouwd, heeft de PvdA'er Kok de meeste internationale ervaring. Bij hem zou die vertegenwoordiging in de Europese Raad in goede handen zijn. Brinkman heeft zichzelf gediskwalificeerd sinds hij, na ‘zwarte maandag’ van 30 september 1991, een ‘goed glas’ en een ‘goede sfeer’ heeft aanbevolen als panacee voor internationale problemen.
Van Mierlo wordt ook als minister-president genoemd. Zijn voorliefde gaat naar internationale zaken uit. Hij praat echter te veel. Zijn gefilosofeer, twijfel en paradoxen doen het in Nederland misschien goed, maar irriteren zijn buitenlandse collega's, die van elkaar - en zeker van iemand van een klein land - een zakelijke verdediging van het nationaal belang verwachten. Het moet niet weer zo zijn als onder Den Uyl, toen Helmut Schmidt ostentatief de krant ging lezen telkens wanneer onze breedsprakige minister-president het woord nam.
Ook hier zou mijn voorkeur naar Bolkestein uitgaan wegens zijn internationale ervaring, maar laten we hopen dat hij in de Kamer zal kunnen blijven, er aldus toe bijdragend dat de volksvertegenwoordiging weer de gelijkwaardige tegenspeler van het kabinet zal kunnen zijn die ons bestel nodig heeft.
NRC Handelsblad van 29-04-1994, pagina 9