Twijfel aan het liberalisme
Waarom roept VVD-leider Bolkestein zo vaak dat hij geen intellectueel is? Hij ‘doth protest too much, methinks’. Is intellectueel dan een scheldwoord? Of worden in de VVD intellectuelen met wantrouwen bekeken? Hoe dan ook: blijkbaar kun je doctorandus in de filosofie zijn - wat Bolkestein is - zonder intellectueel te zijn.
Het interview in NRC Handelsblad van 5 maart, waarin Bolkestein weer eens bezwaar maakte tegen deze eretitel, logenstrafte overigens zijn bewering. Hij besprak daarin kwesties die hij als politicus helemaal niet had hoeven te behandelen, ja hij deed uitspraken die hem bij eigen partij in moeilijk vaarwater kunnen brengen (als die partij tenminste enige waarde hecht aan haar eigen filosofische grondslagen).
Het begon er al mee toen hij op de vraag: ‘Bent u wel een echte liberaal?’ antwoordde met: ‘Daar raakt u aan een moeilijk punt.’ Dat is een antwoord dat bij echte liberalen de wenkbrauwen zal doen rijzen. Het is eerder kenmerkend voor intellectuelen, mensen die, volgens Bolkesteins eigen definitie, ‘zeggen dat zij het ook niet weten’. Maar eerlijk is het wel.
Zijn twijfel aan het liberalisme verklaart hij nader: ‘... ik betwijfel of een hoog ontwikkelde en zeer mobiele samenleving wel genoeg heeft aan een politieke filosofie die zich beperkt tot procedures. Als alles volgens de juiste processen verloopt, hoeft de uitkomst nog niet aanvaardbaar te zijn.(...)
Je hebt niet genoeg aan een louter formele ideologie. Een samenleving heeft betrokkenheid nodig.’ Later zegt hij dat zij ‘uiteindelijk rust op het fundament van een gemeenschappelijke cultuur’ en een ‘bezielend verband’ nodig heeft.
Bolkestein zelf vindt, om die reden, dat hij ‘naar links opgeschoven’ is, maar de interviewer, ook niet dom, zegt: ‘Of in de richting van de christen-democratie.’ Waarop Bolkestein: ‘Het CDA is natuurlijk in een veel betere positie om dit verhaal te houden dan ik als liberaal’ (zo noemt hij zich toch). Een overheid die, in de filosofie van het klassieke liberalisme, alleen maar de wet hoeft te handhaven en verder niets, staat ‘machteloos tegenover een massale overtreding van de wet. Als het besef ontbreekt dat het slecht is om de wetten te overtreden, hebben de muren van de staat (dat zijn de wetten) geen fundament.’
Daarom zou hij het nog zo gek niet vinden als de verwijzing naar het christendom, als een van de fundamentele waarden waarop de VVD zich baseert, weer in het beginselprogramma zou terugkeren, hoewel zij ‘voor wie zuiver denkt in de liberale traditie’ daar eigenlijk niet thuishoort. Alweer: uitspraken die eerder eerlijk dan uitgekiend zijn.
Of ligt er wèl een sluwe berekening aan ten grondslag? Het dagblad Trouw wijst erop dat, als de VVD inderdaad ‘de normerende waarde van het christendom’ zou erkennen, het CDA, dat toch al ‘behoorlijk’ aan de VVD verliest, er een probleem bij zou hebben. Dat is zo, maar laten we aannemen dat Bolkestein die uitspraken niet om die reden gedaan heeft. Per slot van rekening loopt hij er ook risico, in eigen partij, mee.
Ds. W.R. van der Zee, secretaris van de Raad van Kerken, staat ook niet te juichen. Hij valt er vooral over dat Bolkestein dat ‘bezielend verband’, die verwijzing naar het christendom, nodig is gaan vinden, nu we leven ‘in een maatschappij die op drift is geraakt, met een miljoen allochtonen in het jaar tweeduizend’.
Met die woorden wekt, aldus Van der Zee, Bolkestein de indruk dat het christelijk geloof een tegengif is tegen mensen met een ander geloof. Alsof er, net als in Zuid-Afrika onder de apartheid geschiedde, met het christelijk geloof een muur tegen niet-blanken moet worden opgetrokken. Het christendom is geen reddingsmiddel tegen secularisatie en een pluriforme samenleving, aldus Van der Zee (volgens het ANP).
Dit is toch wel een verdraaiing van Bolkesteins bedoelingen, dunkt me. Bolkestein vindt - althans zo lees ik het - die verwijzing naar het christendom niet nodig als tegengif tegen mensen met een ander geloof, maar omdat de maatschappij (mede als gevolg van de instroming van allochtonen) op drift is geraakt en omdat zij, anders dan in een tijd dat zij genoeg had aan een politieke filosofie die zich beperkt tot procedures, ‘hoog ontwikkeld’ en ‘zeer mobiel’ is geworden. Over secularisatie heeft Bolkestein helemaal niet gesproken.
Dat Bolkestein, op zoek naar een nieuw zingeving, juist op het christendom terecht is gekomen, is niet zo vreemd. Onze cultuur (en dus samenleving) draagt nu eenmaal, of we dat nu leuk vinden of niet, mede het merk van het christendom. Dat historische feit zal zelfs de meest fanatieke atheïst - en Bolkestein is op z'n minst geen belijdend christen - moeten toegeven.
Rest de vraag: heeft een samenleving wel een zingeving, een ‘bezielend verband’, nodig? Die vraag zal ook niet zo gauw ontkennend beantwoord worden. Maar moet die zingeving dan van buiten komen, zoals het christelijk geloof veronderstelt, of vindt de samenleving die in zichzelf? Als een samenleving ‘op drift’ of ‘zeer mobiel’ is, kan in het laatste geval de zingeving nooit erg vast zijn - afgezien nog daarvan dat de samenleving dan, filosofisch en ethisch, rechter in eigen zaak zou zijn.
Ook om die reden is een verwijzing naar het christelijk geloof, dat transcendent is, niet zo ongerijmd. De moeilijkheid is echter dat, wil zo'n verwijzing geloofwaardig zijn, het geloof er wel moet zijn. Een verwijzing die niet meer is dan de vaststelling van een historisch feit, is geen zingeving, maar het intrappen van een open deur.
NRC Handelsblad van 11-03-1994, pagina 9