De actualiteit van Haverschmidt
Een overgrootvader van mijn kinderen was honderd jaar geleden predikant te Schiedam. Honderd jaar geleden: was dat niet het jaar dat François Haverschmidt, eveneens predikant te Schiedam, zich van het leven beroofde? Inderdaad, en die overgrootvader ging, na Haverschmidts dood, in het huis aan de Lange Haven wonen waar het gebeurd was.
Die overgrootvader zal wel een van die Schiedamse dominees zijn geweest die hun te vrijzinnig bevonden ambtsbroeder het leven moeilijk hebben gemaakt, maar daarover gingen geen verhalen in de familie. Hijzelf kan trouwens, te oordelen naar zijn kinderen die ik wèl gekend heb, niet zó orthodox zijn geweest.
Hoe dan ook: deze ijle band heeft mijn belangstelling voor Haverschmidt verhoogd. Hij is beter bekend gebleven als de student-dichter Piet Paaltjens, de Nederlandse Heine, maar in dit herdenkingsjaar blijken ook zijn vertellingen Familie en kennissen, die hij later schreef, nog aftrek te vinden. Ze zijn dan ook in een losse stijl geschreven, die nog altijd erg leesbaar is.
Dertig jaar geleden - dus zeventig jaar na zijn dood - vestigde Rob Nieuwenhuys, in De dominee en zijn worgengel, de aandacht op Haverschmidts preken, waarin het hele proces van zijn depressie af te lezen is, dat ten slotte leidde tot zijn zelfmoord. Ook wat dat betreft is Haverschmidt nog actueel.
Zó actueel dat Haverschmidt zelfs in verband gebracht wordt met de recente verbindingen van het Sociaal en Cultureel Planbureau over de voortschrijdende secularisatie in Nederland. Heeft die arme Haverschmidt die ook al op zijn geweten?
Ja, dat vindt blijkbaar ir. J. van der Graaf, voorman van de (zeer orthodoxe) gereformeerde bond in de hervormde kerk. Het dagblad Trouw schrijft dat deze, in een artikel in De Waarheidsvriend (het weekblad van de ‘Bonders’), ‘de onkerkelijkheid van nu verbindt aan de suïcide van de door moderne denkbeelden aangetaste’ Haverschmidt. ‘Een boodschap van twijfel mag niet op zegen rekenen’, weet Van der Graaf; en van zijn twijfelend hart heeft Haverschmidt inderdaad geen moordkuil gemaakt.
Ook in het aangrijpend verhaal ‘Mijn broertje’, waarin beschreven wordt hoe een achtjarige jongen de dood van zijn vijf jaar jongere broertje beleeft, wordt de twijfel aan God die bij die jongen opkomt, met een begrip en sympathie behandeld die men honderd jaar geleden nog minder van een dominee verwacht zal hebben dan nu. Goed, aan het eind van de vertelling wordt alles weer verzoend, maar dat is niet het sterkste deel.
Dit verhaal is van 1874, maar in zijn preken had hij al directer uiting gegeven aan die twijfel: ‘Doch gesteld dat het ons gelukte op het spoor te komen van een algemene samenhang, van een punt waar alles van is uitgegaan en eenmaal weer op zal uitlopen, dan hadden wij nog niet de God teruggevonden waaraan ik als kind geloofde. Die God was louter de vrucht der verbeelding.’
En: ‘God is liefde en God doet alle dingen, waaruit dan natuurlijk moet volgen: alle dingen zijn goed. Maar als ik sta bij het lijk van mijn kind of als ik - erger nog - dat kind zie krimpen in doodsstrijd en ik kan er niets aan doen, heb ik dan wat aan dat gemakkelijke: alles is goed?’
Dat was nog ruim twintig jaar vóór zijn dood, maar in zijn laatste preek (zomer 1893) was er helemaal geen hoop meer: ‘Ach ja, toen ge nog klein waart, kondt ge zo vertrouwelijk de handen vouwen en bidden: “Onze Vader!”. Maar thans? Gij wildet dat ge het nog kondt, maar - gij kunt het niet recht meer. Soms als ge het nog eens beproeft, ontzinkt u de moed of hoe moet ik het noemen? Want is het ook geen moed om het zich eerlijk te bekennen: “ik kan niet, ik mag niet, want ik geloof het niet meer”?’
Of Haverschmidts groeiende twijfel heeft geleid tot zijn depressies dan wel of het omgekeerde het geval was, is iets waar we waarschijnlijk nooit achter zullen komen. Evenmin zullen we ooit te weten komen hoe zijn toehoorders op zijn zielsontboezemingen - zijn openlijke worsteling met zijn worgengel - gereageerd hebben. Dáárvoor zullen ze toch niet naar de kerk gekomen zijn? Of lieten ze het maar allemaal over zich heen komen?
In elk geval is het - ook als Haverschmidts depressies minder te maken zouden hebben gehad met zijn geloofstwijfel dan met zijn eeuwige heimwee naar een verloren jeugd - niet helemaal ongerijmd verband te leggen tussen zijn geestelijke worsteling en de secularisatie van vandaag.
NRC Handelsblad van 08-03-1994, pagina 9