Secularisatie in Nederland
Ruim een jaar geleden werden degenen die belangstelling hebben voor de sociaal-culturele staalkaart van Nederland, verrast door het bericht dat de rechtzinnig-protestantse omroep NCRV in ledental voorbijgestreefd was door de nog rechtzinnigere (en eveneens protestantse) Evangelische Omroep (EO).
Ik schreef daar toen enkele beschouwingen over, waarvan de teneur was dat dit een les moest zijn voor de spraakmakende gemeente (waarvan ik mijzelf niet wilde uitsluiten), die bewust of onbewust, min of meer uitgaat van het vooruitgangsgeloof en dus aanneemt dat het godsgeloof een, zo niet afgelopen, dan toch aflopende zaak is.
Moet ik mijn mening herzien, nu uit een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, Secularisatie in Nederland 1966-1991, blijkt dat het percentage buitenkerkelijken gegroeid is van 18,3 in 1960 tot 57 nu? Van de 31- tot 50-jarigen is het percentage 59, en van de 17- tot 30-jarigen zelfs 72. Na het einde van de geschiedenis, nu het einde van de godsdienst?
Niet helemaal. In de eerste plaats zijn kerk en godsdienst niet identiek. Bijna de helft van de bevolking blijkt nog te geloven in een hiernamaals. Daar zitten dus ook buitenkerkelijken onder, en inderdaad zegt 22 procent van hen te geloven in een leven na de dood, en tien procent zelfs in de hemel. God is dus nog niet dood.
Maar ook de kerk is dat niet. Weliswaar schrompelt zij steeds meer ineen, maar zelfs in 2020 zal, volgens het rapport van het SCP, nog een kwart van de bevolking kerkelijk zijn. Een onbelangrijk groepje? Ongeveer even groot als het aantal kiezers, dat volgens de peilingen, straks op de PvdA gaat stemmen, en kijk eens wat die partij voor aandacht in de publiciteit krijgt!
Dat kwart kerkelijken in 2020 zal, naar aangenomen wordt, vooral orthodox zijn, en dat klopt dus met de groei van de EO. Die is grotendeels ook te danken aan mensen die vinden dat de NCRV te veel concessies doet aan de ‘geest der eeuw’. Ja, misschien zijn er ook wel rooms-katholieken bij, die hetzelfde vinden van de KRO.
Kardinaal Simonis trekt dan ook uit de gegevens van het SCP, die aantonen dat vooral geliberaliseerde rooms-katholieken afhaken, de waarschijnlijk juiste conclusie dat vrijzinnigheid niet de oplossing is. Meer vrijzinnigheid zou inderdaad de overgebleven getrouwen afstoten en de geliberaliseerden niet teruglokken.
Het is dan ook zeer de vraag of de onderzoekers van het SCP die verantwoordelijk zijn voor het rapport, het bij het rechte eind hebben wanneer zij zeggen (volgens Trouw van 17 februari) dat de kerk van de toekomst wel degelijk nog een maatschappelijke betekenis kan hebben, daarbij verwijzende naar de jaren tachtig, toen de kerken een prominente rol speelden in de discussie over het vredesvraagstuk.
Maar heeft die prominente rol, die zeer eenzijdig was, vele leden van de kerk, die om andere redenen haar trouw waren, niet juist gehinderd? Dezen hebben weliswaar de kerk niet verlaten, maar het zou niet verbazend zijn als onder hen wèl veel nieuwe EO-leden te vinden zouden zijn. En zeker is dat de geestdrift van de kerkleiding voor de activiteiten van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV) allerminst gedeeld werd door de meerderheid van de leden.
Meer maatschappelijk engagement lijkt dus evenmin als meer vrijzinnigheid de oplossing te zijn. Het is interessant te constateren dat ook de huidige voorzitter van de Hervormde Synode, ds. W. Beekman, blijkens een bericht in hetzelfde nummer van Trouw, die mening is toegedaan. Zelfs het milieu of het vluchtelingenvraagstuk heeft bij hem geen prioriteit.
De politieke redactie van Trouw is onmiddellijk gaan speculeren over de politieke betekenis van de trend die het SCP signaleert. Als nog maar twintig procent van de bevolking behoefte heeft aan confessionele politiek, dan is dat geen gunstig voorteken voor het CDA. Boven de beschouwing staat dan ook de kop: ‘Ontkerkelijking kan D66 van pas komen’ (hoewel deze stelling in het artikel zelf niet geadstrueerd wordt; waarom niet even goed de VVD of de PvdA?).
Maar dat die trend op den duur politieke gevolgen zal hebben, is duidelijk. Als het CDA een soort humanistische grabbelton wordt, komen de buitenkerkelijken beter aan hun trekken bij duidelijk niet-confessionele partijen, terwijl voor de meer orthodoxen de kleine christelijke partijen aantrekkelijker worden. Er zou zich dan een soort EO-verschijnsel in de politiek gaan voordoen.
Wat dat betreft, was een incident dat zich op de manifestatie te Amersfoort waarmee het CDA zijn verkiezingscampagne donderdag opende, nogal kenmerkend. Iemand uit de zaal vroeg: ‘Waarom staan een hindoe en een moslim hoger op de CDA-lijst dan een christen? Hoe kunnen twee mensen die geen christelijke godsdienst hebben, christelijke standpunten verwoorden? Dat is een ernstige aantasting van de C in het CDA. Een heleboel mensen zijn hierdoor in onzekerheid gebracht en overwegen nu te gaan stemmen op een kleine christelijke partij. Ik ben katholiek en ik ga op zo'n partij stemmen’ (uit de Haagsche Courant, 18 februari).
Maar op lange termijn blijft de stelling geldig die ik een jaar of tien geleden hier eens poneerde: secularisatie betekent dat velen hun vertrouwde tehuizen kwijtraken en dus op drift raken. Die vertrouwde tehuizen zorgden er in de crisis van de jaren dertig voor dat de aantrekkingskracht van het fascisme in Nederland gering bleef. Naarmate hun greep op de bevolking afneemt - en dat doet hij - worden de kansen van politieke conjunctuurridders groter.
Wanneer liberalen en sociaal-democraten daarover klagen, dan verdienen zij het weerwoord: maar dat zijn de gevolgen van de secularisatie, en die secularisatie hebben jullie toch altijd gewild?
P.S. In Het Parool van 19 februari zie ik boven een beschouwing over het rapport van het SCP de kop ‘Vaarwel domineesland’ staan. Erg voorbarig, want generaties lang zullen Nederlanders nog - al dan niet geseculariseerde - dominees blijven.
NRC Handelsblad van 22-02-1994, pagina 9