Europa de weg kwijt?
België heeft alom lof gekregen voor de manier waarop het de tweede helft van 1993 het voorzitterschap van de Europese Gemeenschap heeft waargenomen. Die lof was geen formele plichtpleging, want twee jaar geleden is het Nederlandse voorzitterschap geluidloos ten einde gegaan.
De Belgen zijn dan ook geboren compromissenmakers, terwijl de Nederlanders liever op hun gelijk blijven staan. Zwarte maandag 30 september 1991, toen het Nederlandse voorzitterschap een zware nederlaag moest incasseren, zou de Belgen niet zo gauw zijn overkomen.
Intussen hebben ook de Belgen niet veel meer kunnen doen dan erger voorkomen, want de Gemeenschap bevindt zich in een crisis. Dat de doeleinden van Maastricht (december 1991) niet alle - en zeker niet op tijd - gehaald zullen worden, staat wel vast. Zelfs Frans Andriessen, oud-commissaris van de EG, heeft er een hard hoofd in.
Dat blijkt uit een door de Volkskrant georganiseerd debat dat hij onlangs had met VVD-leider Bolkestein, waarvan die krant op 3 januari een tekstuele weergave publiceerde. Zeker, er zijn nog genoeg verschillen van mening tussen de heren - zo vindt Bolkestein Maastricht ‘een brug te ver’, ziet hij de Economisch-Monetaire Unie (EMU) niet ontstaan en geeft hij prioriteit aan verbreding boven verdieping van de EG (standpunten die Andriessen niet deelt) - maar het vuur is er ook bij Andriessen uit.
Misschien is het daaraan toe te schrijven dat hij zich hier en daar lijkt tegen te spreken, althans uitspraken doet die hij elders in het gesprek min of meer terugneemt. De stelling waarover beiden debatteerden luidde: De EG is totaal de weg kwijt (wat Andriessen ontkende). Misschien is hij enigszins de koers kwijt (wat overigens, gezien de onzekerheden in Europa, geen schande zou zijn).
Zo zegt hij dat hij ‘geen echte EMU tot stand ziet komen zonder een stuk buitenlandse politiek’, maar eerder heeft hij vastgesteld dat de EG geen buitenlandse politiek heeft. Welke waarde moeten wij dan hechten aan zijn verklaring dat hij die EMU er wel ziet komen?
Over de EMU doorgaande, geeft hij toe dat, als Italië niet kan meedoen wegens onvermogen te voldoen aan de criteria die voor deelneming zijn vastgesteld, de EMU ‘politiek een onhaalbare kaart’ wordt. Zijn geloof in de EMU is dus wel op zeer wankele grondvesten gebouwd.
‘Ik ben ervoor dat Europa een grotere verantwoordelijkheid voor zijn eigen veiligheid accepteert.’ Dat is ook zo'n uitspraak die hol blijft zolang Europa geen gemeenschappelijke buitenlandse politiek heeft. Het geloof dat Bolkestein daarentegen in de NAVO blijft koesteren, hangt overigens ook min of meer in de lucht. De NAVO immers is slechts het instrument van een politiek, en wat is die politiek? Amerika kijkt ten dele al een andere kant uit dan Europa, zegt Bolkestein zelf.
Maar voor de rest verdedigt Bolkestein standpunten die deze rubriek al sinds jaar en dag inneemt. Ik hoef ze dus niet te herhalen. Interessanter is daarom misschien te vermelden dat de Duits-Britse socioloog sir Ralf Dahrendorf, evenals Andriessen oud-commissaris van de EG, in het laatste nummer van Der Spiegel felle kritiek op Maastricht, ja op het hele concept van Jean Monnet (waarvan Maastricht een laatste uitloper is) oefent.
Ook hij is van mening dat Maastricht ‘een stap te ver’ is. Het markeert een einde, niet een nieuw begin van een periode. Die is begonnen met Monnet, die twijfelde aan de wijsheid van politici en daarom de Europese integratie via een achterdeur - langs technocratische weg - probeerde te bereiken.
Dat was een ‘vergissing die ernstige gevolgen zou hebben’. Maar had Monnet, juist gezien dit tekort van de politiek, anders kunnen doen? Hoe dit ook zij, één gevolg was dat de EG een ‘arrangement ter verdediging van verouderende industrieën’ werd, waarbij het gemeenschappelijke landbouwbeleid uitstekend paste.
Een andere vergissing was, volgens Dahrendorf, het geloof in het automatisme dat in een eenmaal begonnen integratie zou liggen; het geloof dat een economische integratie, krachtens de ‘logica der dingen’, onvermijdelijk een politieke integratie ten gevolge zou hebben.
Maar, helaas, niets is onomkeerbaar in deze wereld. Het jaar 1993, met zijn valutacrisis en groeiend verzet tegen ‘Europa’ onder de bevolkingen, heeft dat genoegzaam aangetoond.
De taken waar Europa nu voor staat, zijn niet technisch, maar politiek. En een ervan is de uitbreiding van de EG. Die is ‘uitdrukking van een diep en gemeenschappelijk belang. Het is onzinnig de ontwikkelde democratische staten van de EFTA voor de deur te laten staan, en onverantwoordelijk de nieuwe democratieën van Midden-Europa ver van die deur te houden.’
Met andere woorden (het zijn de mijne, niet die van Dahrendorf): het is onzinnig de EG te vervolmaken alsof we in een soort Reinkultur werkten. De ontwikkelingen in Midden-Europa wachten heus niet op die vervolmaking of verdieping. De EG dient ze vóór te zijn, al zou dat betekenen dat afgeweken moet worden van het model van Monnet.
Een andere taak ziet Dahrendorf in de totstandkoming van een gemeenschappelijke buitenlandse en veiligheidspolitiek. ‘Gemeenschappelijke belangen moeten ondubbelzinnig als zodanig worden geïdentificeerd.’ Maar dat kan niet via meerderheidsbeslissingen. dat zou de ‘zekere weg naar desintegratie’ zijn.
Akkoord, maar als sommige (of vele) belangen nu eens niet gemeenschappelijk zouden blijken te zijn (wat heel waarschijnlijk is): wat voor het ene volk een belang van ondergeschikte betekenis is, is voor een ander een zaak van leven of dood. Wat dan? Dan komt er geen gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid tot stand. Uit dit dilemma wijst zelfs Dahrendorf de weg niet.
NRC Handelsblad van 07-01-1994, pagina 7