Terugblik op een prognose
Bij het opruimen van oude papieren viel er een knipsel op de grond. Het bleek een artikel uit een Amerikaanse krant te zijn. Wèlke krant stond er niet bij, evenmin de datum. Maar uit de inhoud kon opgemaakt worden dat het jaar 1957 was. Omdat er melding in werd gemaakt van de Spoetnik, kon de datum nog nader gepreciseerd worden: najaar 1957.
Wat was de Spoetnik? Zo heette de eerste ruimtesatelliet, die de Sovjet-Unie op 4 oktober 1957 had gelanceerd. Daarmee had ze de Amerikanen de stuipen op het lijf gejaagd. Het betekende immers dat Amerika niet langer onkwetsbaar was voor Russische aanvallen. Bovendien had de Sovjet-Unie daarmee een technische voorsprong op de Verenigde Staten behaald.
Waardoor werd 1957 nog meer gekenmerkt? In de Sovjet-Unie was Nikita Chroesjtsjov, die zich net had ontdaan van zijn sterkste rivalen, op het toppunt van zijn macht. Het succes van de Spoetnik had hem een reusachtig zelfvertrouwen gegeven, dat weerspiegeld zou worden in het programma van de communistische partij, waarin voorspeld werd dat in 1980 de Sovjet-Unie de Verenigde Staten op alle gebieden zou hebben ingehaald...
In de Verenigde Staten was president Eisenhower in het eerste jaar van zijn tweede ambtstermijn. Zijn minister van buitenlandse zaken was John Foster Dulles, die, evenals Reagan 25 jaar later, in de Sovjet-Unie het ‘rijk van het kwade’ zag. Kortom, de Koude Oorlog was nog lang niet voorbij.
Dit bij wijze van achtergrond van de inhoud van dat artikel in die Amerikaanse krant. Het was het verslag van een inleiding die een Nederlander had gehouden onder de auspiciën van de New Hampshire Council of World Affairs (die krant zal dus wel in die staat uitgegeven zijn). Wat had die Nederlander gezegd? Een korte samenvatting: Een morele zienswijze kan een belemmering zijn voor een realistische politiek. We moeten ons niet al te zeer bekommeren om de vraag of bepaalde soorten communisme ‘goed’ of ‘kwaad’ zijn, maar of zij, in de mate dat zij afwijken van Moskou, nuttig zijn als ondermijners van de eenheid van het Sovjetblok. Daarom moeten wij onze afkeer van regimes zoals het Poolse en Joegoslavische inslikken.
(Hier moet nog even het geheugen opgefrist worden: in Polen was in 1956 Gomulka aan de macht gekomen, een min of meer dissidente communist, die bepaald niet Moskous keus was geweest. In Joegoslavië had de communist Tito al in 1948 met Moskou gebroken.)
Door deze regimes aan te moedigen met hulp, aldus de spreker, kan de vrije wereld de barsten die de zogenaamd monolitische eenheid van de communistische wereld vertoont, verbreden. In Rusland zelf moeten dissidenten aangemoedigd worden. Zelfs als ze zichzelf nog als communist beschouwen, zijn ze begonnen vele rode dogma's in twijfel te trekken.
Deze en andere intellectuelen moeten door contacten met het Westen aangemoedigd worden, want alle grote revoluties hebben hun aanvang gevonden in de geesten van intellectuelen. Het kan nog lange tijd duren alvorens het communisme helemaal verbrokkelt of erodeert, maar we kunnen dit proces op gang helpen door de mensen achter het IJzeren Gordijn te helpen hun ogen te openen voor de werkelijkheid en hun oogkleppen weg te nemen.
Dit, aldus het einde van de toespraak (althans van het verslag ervan), is de enige manier om het communisme te verslaan, tenzij wij het risico willen nemen dat de wereld door totale oorlog vernietigd wordt.
Zou de spreker van 1957, terugblikkend op wat hij 36 jaar geleden betoogde, zich nu moeten schamen? Niet zo heel erg. Zeker, hij lijkt iets te optimistisch te zijn geweest over de mogelijkheid van een land als Polen zich werkelijk van Moskou los te maken - nog in 1968 zou Tsjechoslowakije de grenzen van zijn onafhankelijkheid komen te voelen -, en ook onderstreept hij, althans volgens het verslag, niet het noodzakelijke complement van de door hem bepleite politiek: handhaving van de militaire kracht van het Westen.
Maar de geschiedenis zou ten slotte aantonen dat het communisme - en ook de Sovjet-Unie zelf - zou ondergaan aan zijn eigen tegenstrijdigheden, aan de ondermijnende invloeden uit het Westen en aan het onvermogen het Westen - niet alleen militair - te evenaren, laat staan in te halen. Wat het precieze aandeel van elk van deze ingrediënten is geweest - daarover zullen de geleerden nog lang twisten.
Intussen waren de ideeën van de spreker van 1957 toen allerminst gangbare munt - niet alleen in het Amerika van John Foster Dulles, maar ook in Nederland. Mensen die zo'n politiek bepleitten, werden nog lange tijd als halve communisten beschouwd (niet alleen door de toenmalige Morele Herbewapening), terwijl ze juist vernietiging van het communisme, althans van de eenheid van het Sovjetblok, ten doel hadden.
Maar in de jaren '60 begonnen de Verenigde Staten - nog vóór Nederland - het belang van culturele en wetenschappelijke contacten met de Sovjet-Unie in te zien. Russische studenten werden uitgenodigd in Amerika te gaan studeren. Een hunner was Alexander Jakovlev, die later, na een tienjarige ballingschap als ambassadeur in Canada, Gorbatsjovs rechterhand zou worden en in 1988 tot de conclusie kwam ‘dat het marxisme een utopie was en vanaf het eerste begin een vergissing’.
Dat evenwel het resultaat van die politiek, de vernieting van communisme en Sovjetblok - ja, van de Sovjet-Unie zelf -, de wereld nog met heel andere, misschien wel moeilijkere, problemen zou confronteren - dat lag zover buiten het verschiet van de spreker van 1957, dat hij zich daar toen geen zorgen over maakte.
NRC Handelsblad van 26-11-1993, pagina 9