Bekentenis-literatuur
Sommige foto's in de krant blijven je lang bij. Zo heb ik nooit een foto vergeten waarop je een groep Nederlandse journalisten zag die bij president Allende van Chili op bezoek waren. De beate lach waarmee sommigen naar hun gastheer keken, zie ik nog voor me. Dat kunnen nooit kritische journalisten zijn (als hoedanig ze zichzelf ongetwijfeld beschouwden), dacht ik toen.
Ik werd weer aan die foto herinnerd toen ik het artikel in de krant van 11 september las waarin Derk-Jan Eppink verslag doet van gesprekken die hij heeft gehad met twee van die journalisten. Hoe kijken die nu, na twintig jaar - op 11 september 1973 werd Allende immers omvergeworpen door generaal Pinochet en pleegde hij zelfmoord -, terug op deze gebeurtenis en, vooral, op hun engagement met Allendes socialistische experiment?
‘We waren allemaal pro-Allende. We waren journalist èn actievoerder’, zegt Herman Vuijsje. Allende was weliswaar in 1970 door niet meer dan 36 procent van de stemmen gekozen, maar ‘we maakten van de minderheid gewoon een meerderheid’. Dat klopte immers met hun geloof dat in Chili ‘het volk aan de macht was’.
Die vervalsing geeft een andere van die journalisten, Max Arian, nu toe. Dat het aantal slachtoffers van Pinochets coup dertigduizend bedroeg, werd ook blindelings doorgegeven, terwijl het er in werkelijkheid ‘slechts’ twee- à drieduizend waren. Hetzelfde gebeurde met Allendes ‘moord’, die in werkelijkheid zelfmoord was. Alles werd zonder enige kritiek in de klassenstrijd gepast, zegt Arian nu.
Maar, gelukkig, de heren schamen zich nu een beetje, niet zozeer voor hun engagement van toen - daar is ook geen reden voor: Allende was geen misdadiger - als wel omdat ze hun engagement zo sterk verwarden met hun journalistieke plicht. Arian zegt nu dat ze ‘een schuld’ hebben te voldoen. Ja, ‘het ergste is dat er nooit een intellectuele balans is opgemaakt. Wat hebben we er nu van geleerd?’
Die schuldbekentenis siert hem, maar het curieuze is dat hij er pas mee voor de dag komt nu hij er met Eppink over zit te praten. Uit zichzelf heeft hij evenmin als de andere journalistieke actievoerders, voor zover ik weet tenminste, er blijkbaar ooit behoefte aan gehad. Nu vraagt niemand om een schuldbekentenis, maar een intellectuele balans is toch het minste wat je van intellectuelen mag verwachten. Maar die is er ook niet gekomen, zoals Arian zelf zegt.
Het feit dat ze nog altijd media tot hun beschikking hebben, waarin ze dagelijks of wekelijks hun meningen debiteren, maakt de zaak er niet beter op. Zijn ze eigenlijk, nu ze erkennen nooit - ook tegenover zichzelf - verantwoording te hebben afgelegd van wat ze nu als hun dwaling beschouwen (nogmaals: dat is niet zozeer hun engagement van toen als wel hun gebrek aan journalistieke integriteit) - het krediet waard dat ze van de lezer verwachten.
In een artikel in De Groene Amsterdammer van 8 september, waarin hij Allende herdenkt, komt Arian nog niet tot die ‘intellectuele balans’ die hij zo nodig vindt. Hij komt niet verder dan voorzichtige nuanceringen, in de trant van: ‘Er lijkt nu genuanceerder te kunnen worden nagedacht over de oorzaken en de gevolgen van de staatsgreep.’ Kon dat twintig jaar geleden dan niet? Overigens laat hij in het midden of hij zelf nu ook genuanceerder denkt.
Een merkwaardige zin is deze: ‘Nu, twintig jaar na 1973 en drie jaar nadat Chili is teruggekeerd naar de democratie, wordt die straatsgreep van Pinochet nog altijd herdacht, nog net niet in dankbaarheid voor de zegeningen van het pinochetisme, maar ook niet meer zo rechtlijnig als voorbeeld van de internationale klassenstrijd.’
Wanneer is Pinochets staatsgreep ooit herdacht als voorbeeld van de internationale klassenstrijd (want dat staat er)? Arian bedoelt waarschijnlijk dat Allendes socialistische experiment niet meer zo rechtlijnig wordt herdacht als voorbeeld van de internationale klassenstrijd. Maar als die interpretatie juist is, laat hij ook hier in het midden of hij er zelf ook niet meer zo rechtlijnig over denkt.
Daarentegen laat hij er geen twijfel over bestaan dat Pinochets staatsgreep ‘bewees (...) hoe overal ter wereld de rijken, actief gesteund door de Verenigde Staten, het fascisme te hulp riepen en de democratie om zeep brachten als er aantasting van hun privileges dreigde.’ Dit is nog ouderwetse klassenstrijderstaal, die ook van Pinochet, die niets anders was dan een ordinaire dictator, een fascist maakt (daarmee het gevaar van het fascisme, dat een massabeweging is, bagatelliserende).
Omdat zij die zich met Allendes experiment hebben vereenzelvigd, zich tenminste niet hoeven te schamen over vereenzelviging met een misdadig regime, kunnen zij niet op één rij gezet worden met hen die tot de laatste snik opkwamen voor het ‘reëel bestaande socialisme’ in Oost-Europa, vooral dat in de DDR. Misschien heeft de onschuld van hun engagement juist gemaakt dat bij hen tot dusver de ‘intellectuele balans’ uitbleef.
Anders was dat bij sommige ex-communisten, die gebukt gingen onder een gevoel van morele medeschuld. Zij legden in 1991 rekenschap af van hun keuze in een bundel getiteld Alles moest anders: het onvervulde verlangen van een linkse generatie. Dat deden ook enkele theologen die een soortgelijke keuze hadden gedaan, in Een wereld zonder tegenspraak: ‘linkse’ theologen na de teloorgang van het socialisme (1992).
En nu we toch bezig zijn met bekentenisliteratuur, wil ik, hoewel het hier om een ‘schuld’ van een heel andere orde van grootte gaat, het Kamerlid Van Traa (PvdA) met lof noemen, die in een gesprek met Rob Meines in deze krant (13 september) zegt hij in 1989 ‘nog met vuur heeft staan betogen’ dat de CVSE in de plaats moest komen van de NAVO, maar sindsdien van de dwalingen zijns weegs is teruggekeerd.
Voor een politicus een zeldzame bekentenis. Nu nog een evaluatie van de wijze waarop hij in de jaren tachtig de PvdA, wat de kruisraketten betreft, maakte tot een sloepje van het slagschip IKV - met als gevolg, onder andere, dat, toen commandant Mient Jan Faber in juni 1984 een van zijn befaamde zwenkingen maakte, Van Traa zich terecht bekocht voelde. Maar dat is misschien meer iets voor Van Traas mémoires.
NRC Handelsblad van 17-09-1993, pagina 9