Nog nauwelijks te geloven
Zelfs de meest door de wol geverfde waarnemer van het wereldgebeuren, de man die alles al eens heeft meegemaakt, zal moeten toegeven dat er zo nu en dan gebeurtenissen zijn die hem verrassen, zoals het Ribbentrop-Molotovpact van 1939, de breuk van de communist Tito met de communist Stalin in 1948, het bezoek van de communistenvreter Nixon aan Mao in 1972, de reis van de Egyptenaar Sadat naar Israel in 1977.
In deze rij schaart zich nu de verzoening tussen Israel en de PLO, bezegeld door de handdruk tussen Rabin en Arafat in Washington. Zelfs wanneer we de foto's in de krant of de televisiebeelden zien die dit feit hebben vastgelegd, kunnen we het nog nauwelijks geloven. Wie, behalve de direct betrokkenen, had dit zien aankomen? Niet, in elk geval, de gastheer van gisteren - ondanks alle inlichtingendiensten die hij tot zijn beschikking heeft.
Intussen kunnen we, met alle erkenning van de alom bezongen historiciteit van deze gebeurtenis en met alle lof voor de moed en het inzicht van de betrokkenen, die verzoening niet uitsluitend toeschrijven aan hun idealisme, hun vredelievendheid of hun zedelijke bewogenheid. Daarvoor hebben ze zich in het verleden te harde realisten betoond, die, als ze dat nodig vonden, voor geweld niet terugdeinsden.
Zoals de meeste doorbraken in de geschiedenis, is ook deze pas mogelijk geworden nadat er zich verschuivingen hadden voorgedaan in het omringende krachtenveld. In de eerste plaats moet dan genoemd worden het wegvallen van Arafats sterkste bondgenoot, de Sovjet-Unie. Waar het einde van de Koude Oorlog elders tot chaos heeft geleid, luidt het in het Midden-Oosten misschien een zekere ordening in.
Arafats positie was nog verder verzwakt door de misrekening die hij in de Golfoorlog maakte: door zijn steun aan Saddam Hussein te geven, verbruide hij het bij Saoedi-Arabië en de emiraten, die zijn grootste geldschieters waren geweest. En ten slotte werd zijn gezag in eigen, Palestijnse kring steeds meer betwist door radicalere elementen.
Kortom, Arafat kon eigenlijk geen kant meer uit. Wilde hij zijn huid nog redden, dan moest hij wel een akkoord met Israel zien te bereiken. (Dit kunnen we nu, achteraf, met alle koelte vaststellen, alsof we het ook voorzien hadden.) Maar die intrinsieke zwakte van een der beide verdragspartners toont wel aan hoe precair dat akkoord is - nog afgezien van alle wrijvingen waartoe de nu voorziene samenwerking tussen de vroegere doodsvijanden sowieso aanleiding zal geven.
Ook Israels positie is door het einde van de Koude Oorlog niet onaangetast gebleven. Hoewel de regering van president Clinton, trouw aan een democratische traditie, meer pro-Israelisch is dan haar voorgangster, was het toch duidelijk dat de Verenigde Staten, nu de Sovjet-Unie was weggevallen, een militair sterk Israel minder nodig hadden als betrouwbare bondgenoot dan voordien. Die bijna tektonische wijziging hebben de Israeliërs ongetwijfeld in hun berekeningen verdisconteerd.
Dat wil niet zeggen dat, anders dan onder Palestijnen, het akkoord onder Israeliërs wèl onaangevochten is. Het tegendeel is waar. Als de Knesseth het akkoord aanvaardt, zal dit waarschijnlijk met een uiterst kleine meerderheid zijn - wat geen stabiele basis is voor iets wat het bestaan van de staat Israel raakt.
Met alle hoop die het akkoord geeft, mogen we dus toch de ogen niet sluiten voor de mogelijkheid van Zuidafrikaanse toestanden in Israel en de bezette gebieden. Ook in Zuid-Afrika werd een historisch akkoord gesloten tussen partijen die elkaar naar het leven hadden gestaan. Ook dat akkoord zou een grondige hervorming van de staat ten gevolge hebben. En ook dat akkoord gaf hoop. Maar zie wat het heeft ontketend.
Is het dus ook in Israel een kwestie van, zo niet te weinig, dan toch te laat? Het voorjaar van 1967, na de overwinning in de Zesdaagse oorlog, waarbij Israel de Westoever, Gaza en de Golanhoogte veroverde, was het ogenblik voor een grootmoedig aanbod aan de opnieuw verslagen Palestijnen - zeggen sommigen. Misschien, maar toen heeft ook de PLO een kans laten lopen: het zwoer Israels vernietiging niet af.
Dit is nakaarten, zoals het maken van sombere prognoses voorkaarten is. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. Laat ons dus dankbaar zijn voor het goede nieuws van de afgelopen dagen - nieuws dat des te dankbaarder ontvangen moet worden omdat het een van de weinige lichtpuntjes is in een wereld die verder er een van moord en doodslag schijnt te zijn.
Een deel van de dank gaat uit naar de Noren, die met veel geduld en beleid Israeliërs en Palestijnen ertoe hebben gekregen elkaar te erkennen. Het bemoedigende voor een land als Nederland is, dat gebleken is dat een klein land, mits het niet te hoog van de toren blaast en de kunst van geheime diplomatie verstaat, internationale doorbraken kan bewerkstelligen.
Kortom, Noorwegen was gidsland, maar in stilte. Geen wonder dat zijn minister van buitenlandse zaken, Johan Jorgen Holst, niet geliefd was in eigen parlement. Gelukkig heeft hij zich daar niets van aangetrokken.
NRC Handelsblad van 14-09-1993, pagina 9