Een goed woord voor Lord Owen
‘Wij waarschuwen Mao voor de laatste maal...’ Dat zou, volgens een - ongetwijfeld apocrief - verhaal, het plaatselijk blad van Appingedam (of een andere provinciestad) eens in een hoofdartikel hebben geschreven. Volgens mij is het een parodie van de toon die, 45 jaar geleden, uit de hoofdartikelen van Elseviers Weekblad over de Indonesische kwestie placht te klinken.
Hoe dit ook zij - ik werd sterk aan dit verhaal herinnerd toen minister Kooijmans, zich gesterkt wetend door de steun van Tweede Kamer en menig hoofdartikel of column, lord Owen op het matje riep wegens zijn eigengereid optreden als bemiddelaar in de Bosnische crisis. Kooijmans volgde nog net niet het advies op, Owen zijn congé te geven...
Owen wordt verweten dat hij, tegen de afspraak tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap dat opdeling van Bosnië-Herzegovina langs etnische lijnen onbespreekbaar zou blijven, nu de Bosnische moslims toch zo'n opdeling wil opdringen.
Er zit iets in dat verwijt, maar het is aan de verkeerde gericht. De politieke verantwoordelijkheid ligt namelijk niet bij hem, maar bij zijn opdrachtgevers (die lidstaten van de EG), ‘die hem hetzij te veel ruimte laten voor spontane concessies hetzij verkeerde instructies in die richting meegeven’, zo schreef dr. S. Rozemond van het Instituut Clingendael terecht in de Volkskrant van 14 augustus.
Hij had eraan kunnen toevoegen: ‘...en die nu grotendeels met vakantie zijn.’ Dat deed hij niet. Wèl voegde hij eraan toe: ‘Die opdrachtgevers zijn onder andere in Den Haag te zoeken’, en het zou mij allerminst verbazen als minister Kooijmans zich door deze kritiek gestoken zou hebben gevoeld en daarom Owen tien dagen later naar Den Haag zou hebben gesommeerd. (Als dit vermoeden juist is, dan zou dit een van de zeldzame keren zijn dat een commentaar in de pers een directe invloed op een beleidsdaad heeft gehad, en verdient Rozemond deswege een pluim.)
Maar er is nog een andere reden waarom het verwijt aan Owen niet helemaal terecht was. Zolang de lidstaten van de EG niet in staat (of niet bereid) zijn er gewapenderhand voor te zorgen dat de opdeling van Bosnië niet langs etnische lijnen geschiedt, bleef er voor de bemiddelaar niet veel over dan uit te gaan van de toestand ter plaatse, zoals die door het geweld der wapenen - lees: de overmacht van de Serviërs en de Kroaten over de Bosniërs - tot stand was gekomen.
Misschien heeft het hem daarbij aan diplomatieke tact ontbroken. Zo zou hij deze week tegen president Izetbegovic van Bosnië hebben gezegd: ‘U gedraagt zich alsof u de oorlog gewonnen heeft, maar u heeft hem verloren.’ Arme Izetbegovic! Maar onjuist was het niet wat Owen zei. Teergevoelige oren in Den Haag horen zulke taal echter liever niet. Dat wordt Realpolitik genoemd, en die is heel verkeerd. Een politiek die uitgaat van wenselijkheden is veel mooier.
Kooijmans' partij- en bloedgroepgenoot A.M. Oostlander, lid van het Europese Parlement, bepleit zo'n politiek in Trouw van 1 september: ‘Daarom komen we in onze keuze, op basis van volkenrechtelijke overwegingen, rechtstreeks uit bij de multi-etnische wettige regering van Bosnië die op een meerderheid van de bevolking steunt.’ Prachtig! Maar hoe we - en onder we verstaat hij Nederland - dat moeten bereiken, vertelt hij niet.
Oostlander ziet in Owen niet meer dan een pion van de gewetenloze Britse regering, voor wie de oorlog in Bosnië ‘niet meer (is) dan een van de vijftien gewelddadige conflicten die momenteel op deze wereld plaatsvinden’. Dat die oorlog wèl meer is dan die andere conflicten, toont Oostlander niet aan. Voor hem is het perfide Albion voor en na, zoals het dat bijna een eeuw geleden voor Abraham Kuyper was - met dit verschil dat de arme Bosniërs in de plaats van de arme Boeren zijn gekomen.
Van Kuypers tijdgenoot president Theodore Roosevelt is de stelregel: ‘Spreek zachtjes en houd een knuppel in de hand.’ Het probleem van het naoorlogse Nederland is dat het vaak dubbel tegen die stelregel zondigt: het heeft geen knuppel, maar dit op zichzelf verschoonbare gebrek weerhoudt het er niet van luid te spreken. Daardoor doemt het zichzelf vaker tot irrelevantie dan nodig is. Neen, dan de Noren, die met stille diplomatie Israel en de PLO bijelkaar hebben gekregen!
In de crisis om ex-Joegoslavië is Engeland - perfide of niet - vrijwel het enige land dat in de correlatie tussen doel en middelen in het oog heeft gehouden - een gebod in de politiek. Frankrijk heeft dat ook wel gedaan, maar met president Mitterrands bliksembezoek aan Sarajevo in juni 1992 heeft het meer verwachtingen bij de Bosniërs gewekt dan het zelf wist waar te kunnen maken. Ook de Fransen kunnen dus niet helemaal van schijnheiligheid vrijgepleit worden.
De Britten hebben zich daar eigenlijk alleen maar schuldig aan gemaakt in de zaak-Irma, dat doodzieke Bosnische meisje dat premier Major met veel ophef uit Sarajevo heeft laten overvliegen. Hoe staat het nu met dat meisje? De media die drie, vier weken geleden vol waren van dat geval, hebben het niet nodig gevonden ons daarover in te lichten. Bah!
Intussen moeten we onszelf niet wijsmaken dat, mocht er toch nog - wonder boven wonder - een akkoord tussen de strijdende partijen tot stand komen, de uitvoering ervan gemakkelijk zou zijn. De Verenigde Naties zullen dan troepen sturen om partijen uit elkaar te houden. Ook de Amerikanen hebben zich daartoe bereid verklaard. Maar hoe moet dat in zo'n lappendeken en in zo'n terrein?
Als in Somalië een als humanitair bedoelde interventie al langzamerhand overgaat in een regelrechte militaire interventie, met overvallen op vermeende vijandelijke hoofdkwartieren (die dan, in één geval, een bureau van de VN blijken te zijn), hoeveel meer kans op zo'n engrenage zou een ‘vredebewarende’ missie in Bosnië dan niet bieden?
NRC Handelsblad van 03-09-1993, pagina 9