‘Donnerwetter, das ist einfach!’
Steeds kleiner wordt het aantal mensen wier jeugdherinneringen verbonden zijn met Koninginnedag op 31 augustus, de geboortedag van koningin Wilhelmina (1880-1962), en de meesten hunner zullen wel niet weten dat het instituut ‘Koninginnedag’ van vrij jonge datum is. De geboortedag van koning Willem III, haar vader, was geen nationale feestdag.
In feite was het een bedenksel van de liberalen, die in de jaren '80 van de vorige eeuw in een malaise waren geraakt en met dit initiatief hoopten zich als de nationale partij te kunnen presenteren. Merkwaardig genoeg sloten de rooms-katholieken zich erbij aan, terwijl de anti-revolutionairen daarentegen veel terughoudender waren.
Dit alles is te lezen in het hier al vaker aangehaalde boek van H. te Velde Gemeenschapszin en plichtsbesef: liberalisme en nationalisme in Nederland, 1870-1918 (1992). Zou er voor de liberalen van vandaag, die ook in een soort malaise verkeren, winst zitten in een identificatie met de natie! (Niet dat het de liberalen van toen uiteindelijk veel geholpen heeft...)
Hoe stond nu de liberale politicus W.H. de Beaufort (1845-1918) tegenover het koningshuis? De historicus prof. J. Bank noemt hem, in zijn bespreking van De Beauforts dagboek (de Volkskrant, 10 juni 1993) ‘op een afstandelijke wijze koningsgezind’, en dat is wel een juiste typering. Wat zegt hij er zelf over? In 1905 schrijft hij:
‘Men hoort dikwijls: Nederland is niet monarchaal, maar Oranje-gezind. Waarom de monarchie behouden, indien het huis van Oranje is uitgestorven? (...) Om voor Nederland, met zijn koloniaal bezit, een geschikte republikeinsche regeeringsvorm te vinden zou een bij uitstek moeielijke taak zijn.
Daarbij het uiteenlopende karakter der bevolking, Friesland bijvoorbeeld en Limburg; en dan de jalousie, die een nationale karaktertrek is en die zich tegenover een president zeer krachtig zou uitspreken. Duitschland zal ook wel niet lijdelijk toezien indien wij hier aan Duitsche vorsten hun grondwettige rechten op de troon gingen ontnemen.’
Men bedenke dat, toen De Beaufort dit neerschreef, het huwelijk van koningin Wilhelmina met prins Hendrik nog steeds geen kind had opgeleverd en dus de kwestie van de opvolging actueel was. Dat is ze nu niet meer. Bovendien hadden toen in Duitsland vorsten nog politieke macht. Het probleem van mogelijk Duits ongenoegen doet zich nu ook niet meer voor. Nu is het probleem eerder een teveel dan een gebrek aan troonopvolgers.
Over het hof is De Beaufort niet erg te spreken: ‘Aan ons hof heerscht nog eenigszins de overlevering uit den tijd van Willem III, dien niemand durfde tegenspreken. De personen uit het gevolg zijn zwijgende figuren.’ (De grootmeester van het huis van koningin-moeder Emma, jhr. S.M.S. de Ranitz, noemt hij echter elders ‘wat kras in zijne uitingen’ - een ‘eigenschap die alle bewoners van de noordelijke provincies min of meer hebben.’)
In hetzelfde jaar (1906) schrijft hij: ‘Aan het hof schijnt tegenwoordig een methodistische stemming te heerschen. De koningin houdt elken morgen godsdienstoefening en bezocht te Apeldoorn ook een paar malen de tent, een nieuwe reizende zendelingspost waar gebeden en gepreekt wordt. (...)
Het moet evenwel gezegd worden dat de koningin reeds voor een paar jaren zeer sterk hare ingenomenheid toonde met de Geneefschen revivalist Thomas. Deze man (...) sprak gewoonlijk 's zondags in Victoria Hall. Ik heb hem daar eenmaal gehoord: een streng gereformeerde preek met groote welsprekendheid voorgedragen. Zijn aanhang bestond vooral uit de kleine burgerij en den werkenden stand.’
Werd hiermee het bondgenootschap van Oranje met de kleine burgerij, die kenmerkend was voor de Republiek, bevestigd? Of had Wilhelmina, die al verscheidene miskramen had gehad en wier huwelijk nu niet bepaald gelukkig was, gewoon behoefte aan vastigheid? Overigens moest zij van Abraham Kuyper, de leider der kleine luiden, weinig hebben.
Ook schijnt koningin Wilhelmina ‘zeer anti-katholiek te zijn. Het is bekend dat zij ook geweigerd heeft te Delft de benoeming van een katholieken burgemeester te onderteekenen, omdat zij het graf van den Zwijger niet aan de hoede van een katholiek wil toevertrouwen.’ (1912)
In het Vredespaleis, dat in Den Haag gebouwd werd, zag zij blijkbaar ook weinig. Zij weigerde de eerste steen ervan te leggen, en ‘onder weinig getuigen’ noemde zij het altijd ‘het huis aan het eind van den Scheveningschen weg’. Manifesteerde zich hier al haar weerzin diplomaten en internationale rechters te ontvangen, waarover dertig jaar later minister van buitenlandse zaken De Graeff in zijn brieven aan zijn vriend Van Limburg Stirum zo zou klagen?
Grote bewondering had De Beaufort voor koningin Emma. Van haar kan dan ook rustig gezegd worden dat zij, na de onmogelijke Willem III, de monarchie gered heeft. Hoewel zij Duitse was, had zij een fijn gevoel voor de beperkingen en mogelijkheden van de constitutionele monarchie. Hoe kwam dat? Zij gaf daar zelf deze verklaring voor aan De Beaufort:
‘Daarbij komt’, zeide de koningin (-moeder), ‘dat de Duitsche vorsten de constitutioneele regeeringsvorm niet kunnen begrijpen. Ik heb het voorrecht gehad een zeer verstandige moeder te hebben gehad, die mij en mijne zusters een Engelsche gouvernante gaf, en heb dus de Engelsche staatkundige toestanden vroeg leeren begrijpen. Maar de Duitschers van vorstelijken huize hebben daar geen begrip van.’
Haar moeder, een prinses van Nassau, had haar ook een gezond wantrouwen jegens Pruisen bijgebracht. Deze ‘was zeer anti-Pruisisch. Zij was een zeer begaafde vrouw, die in het diepst van haar gemoed was getroffen door de onttrooning van haren broeder, den hertog van Nassau. Deze verjaging van het Nassausch gezin door de Pruisen in 1866 heeft de regentes (Emma) nooit kunnen vergeten. (...) Zij was nooit in Berlijn geweest, voordat zij met de jonge koningin (Wilhelmina) een bezoek aan het Pruisische hof bracht.’
En hoe dacht de koning van Pruisen en keizer van Duitsland Wilhelm II over zijn Nederlandse collega? De Beaufort vertelt hierover deze anekdote:
‘De koningin gaat met de princes voor eenige weken een zeer kleine villa te Katwijk bewonen. Zij houdt van een eenvoudig burgerlijk leven en heeft reeds een paar malen in zeer kleine woningen verblijf gehouden. Bij Frankfurt onder anderen, toen de prins daar een kuur deed. De keizer van Duitschland kwam haar daar opzoeken en riep verbaasd uit toen hij in hare kamer kwam: “Donnerwetter, das ist einfach!” In ons land doet dit burgerlijke leven aan de koningin eer goed dan kwaad in de algemeene meening. Het zoude in Duitschland anders zijn.’ Op 15 en 29 juni, 13 juli, 3 en 13 augustus bevatte deze rubriek ook passages uit De Beauforts dagboek, dat in 1992 door het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis in Den Haag is uitgegeven.
NRC Handelsblad van 31-08-1993, pagina 9