Zin en onzin over cultuur
Er wordt zoveel onzin verkocht over cultuur, dat ik soms de heimelijke neiging in me voel opkomen sympathie te hebben voor de woorden: ‘Wanneer ik “cultuur” hoor, haal ik de veiligheidspal van mijn browning over’ - woorden die vaak beurtelings aan Goering en Goebbels toegeschreven worden, maar in werkelijkheid voorkomen in het toneelstuk Schlageter van Hanns Johst (ook een nazi, dus zó ver mis is die gebruikelijke toeschrijving ook weer niet).
Nu krijgen we de theorie van Samuel Huntington, hoogleraar aan de Harvard University, voorgeschoteld dat na het einde van de Koude Oorlog de conflicten niet meer van ideologische of economische aard zullen zijn, maar cultureel bepaald. De botsing van culturen zal de wereldpolitiek beheersen. Ja, de derde wereldoorlog zal, als hij plaatsvindt, een oorlog tussen culturen zijn.
Deze theorie ontvouwt Huntington in een artikel in het Amerikaanse kwartaalschrift Foreign Affairs (zomer 1993). Op 26 juni stond er op deze pagina het verslag van een gesprek dat onze corresondent in Washington, Maarten Huygen, met hem hierover had.
Ik geef toe: het is niet allemaal onzin wat Huntington beweert, maar veel van zijn stellingen zijn toch op z'n minst kwestieus. (Wanneer ik hem hieronder citeer, doe ik dat uit een verkorte versie van zijn artikel die in Die Zeit van 13 augustus verscheen en uit zijn interview met Maarten Huygen.)
De belangrijkste scheidslijn in de toekomst ziet hij ‘tussen westers christendom aan de ene kant en orthodox christendom en de islam aan de andere kant. Langs die lijn is al eeuwen conflict geweest. Het gaat terug tot de tweedeling van het Romeinse rijk’.
Het is verleidelijk in die termen te denken, maar in het voormalige Joegoslavië, waar die scheidslijn inderdaad de eeuwen heeft getrotseerd, staan orthodoxe christenen en islamieten elkaar even hard naar het leven als westerse christenen (in casu rooms-katholieken) en islamieten (en als westerse en orthodoxe christenen). Daar zijn op z'n minst drie scheidslijnen te onderkennen.
Vanuit de verte zijn wij gauw geneigd verschillende volken op één hoop te gooien. Vroeger werd vaak gesproken van ‘typisch Aziatisch’ of over de ‘oosterse ziel’. En de Amerikanen gaan er graag van uit dat Europa bevolkt wordt door de Europeanen. Inderdaad hebben de Europeanen hun christelijke achtergrond gemeen, maar die heeft onderlinge conflicten nooit belet.
En kunnen wij spreken over de islam als één cultuur, ja als een macht die in staat zal zijn een derde wereldoorlog te voeren? Dat vooronderstelt een solidariteit die de volken tussen Marokko en Indonesië omspant. Op het ogenblik lijkt het er niet veel op (er is niet eens een Arabische solidariteit die een vuist kan maken). Toegegeven: alles is op den duur mogelijk, maar hebben bespiegelingen over zo lange termijn enige praktische zin?
Een voorbeeld dichter bij huis: een andere Amerikaan, William Pfaff, komt ons op 16 augustus op deze pagina vertellen, naar aanleiding van ‘de buitengewoon massale belangstelling voor Boudewijns begrafenis’, dat er een ‘fundamentele eenheid’ tussen Vlamingen en Walen bestaat. Zeker, zo lijkt het vaak in het oog van de buitenlander. Maar het gaat erom wat de Walen en Vlamingen zelf vinden.
Wat dat betreft was onze correspondent te Brussel, Folkert Jensma, nuchterder toen hij schreef: ‘De mensen komen voor Boudewijn, niet voor België’ - woorden die Manu Ruys, een van Belgiës scherpzinnigste en ervarenste commentatoren, met instemming citeert in De Standaard van 13 augustus.
Inderdaad, het gaat erom wat de mensen zèlf vinden, of ze zèlf solidariteit voelen met hun land- of geloofsgenoten, een solidariteit die andere loyaliteiten te boven gaat. Zoiets kan een buitenstaander niet dicteren. Tot nu toe hebben meestal nationale loyaliteiten geprevaleerd boven godsdienstige, zodat rooms-katholieke Fransen en Duitsers elkaar de schedel insloegen, en protestantse Engelsen en Duitsers.
Zeker: ‘De wereld wordt kleiner. Het dichter wordende netwerk van contacten tussen de volkeren versterkt het eigen culturele besef, evenals het besef voor de verschillen. (...) De uitwisseling tussen volkeren van verschillende culturen versterkt het bewustzijn van de mensen tot een bepaalde cultuur te behoren.’
Het is niet onjuist wat Huntington daar zegt, maar geldt dit alleen voor culturen? Ook de Nederlander die naar Frankrijk en Italië gaat, wordt zich sterker bewust van de verschillen - al was het slechts in eetcultuur -, en toch behoren ze alle drie, volgens Huntington, tot dezelfde cultuur. Naarmate we meer van Duitsers zien op de televisie - geen objectief, maar wèl een invloedrijk medium - groeit bij ons ook niet het gevoel: hé, die zijn net als wij. En ook Duitsers en Nederlanders behoren tot dezelfde cultuur.
Objectief worden de verschillen inderdaad kleiner, maar alweer: het gaat niet om de objectiviteit, het gaat erom hoe de verschillen subjectief ervaren worden; en dan zou het wel eens kunnen zijn dat door het ‘dichter wordende netwerk van contacten’ de verschillen tussen de volkeren - ook binnen één zelfde cultuurkring - als groter ervaren worden dan toen er nauwelijks contacten tussen de volkeren waren.
Daar komt bij dat het geloof tot één cultuur te behoren verwachtingen schept, die meestal teleurgesteld worden. Neem de taal, bij uitstek een cultuuruiting. Wanneer twee volken dezelfde taal spreken, zijn er meer ergernissen over de kleine verschillen in taalgebruik, en soms ook meer misverstanden, dan tussen volken die elkaars talen helemaal niet verstaan.
Ja, maar ‘ik heb het alleen over grote beschavingen’, zegt Huntington. En inderdaad bepaalt hij zich tot ‘zeven of acht grote culturen’: de westerse, de confuciaanse, de Japanse, de islamitische, de hindoestische, de slavisch-orthodoxe, de Latijns-Amerikaanse en ‘mogelijkerwijs’ de Afrikaanse cultuur.
Laten we aannemen dat die culturen bestaan, maar dan zijn ze veel te breed om te dienen als categorieën waarmee mensen zich kunnen vereenzelvigen, anders dan in heel algemene - en dus politiek nauwelijks relevante - termen.
NRC Handelsblad van 20-08-1993, pagina 7