Wanhoop als raadgeefster
‘Ik ben van overtuigde duif vertwijfelde havik geworden.’ Dit zei het Tweede-Kamerlid en buitenlandspecialist van de PvdA, M. van Traa, op 12 augustus in deze krant. Hij zinspeelde natuurlijk op zijn verzet tegen de kernraketten in de jaren '80 en zijn actie nu voor militair optreden in Bosnië.
In beginsel hoeft er geen tegenstrijdigheid te bestaan tussen het een en het ander. De omstandigheden zijn anders, de tegenstander is een andere, de wapens zijn niet dezelfde. Maar in de praktijk kan het pleidooi van een ‘havik’ met zo'n verleden moeilijk veel overtuigingskracht hebben - behalve misschien in Nederland.
Maar het gaat er niet om Nederlanders te overtuigen. Het gaat erom de wereld te overtuigen; en de wereld, cynisch als zij is, vraagt natuurlijk wanneer zij zo'n pleidooi hoort: en wat is Nederland bereid te doen? ‘Nederland heeft wel vooruitgelopen’, zegt Van Traas collega van het CDA, A.C.H.M. de Kok. Waarin dan? In het sturen van troepen naar Bosnië?
Het blijkt weer dat Nederlanders op internationale gebeurtenissen hetzij ideologisch, hetzij emotioneel plegen te reageren. Dat was tijdens de rakettencrisis zo, dat is met Bosnië weer het geval. Dat is geen monopolie van links, en dat mensen in het aangezicht van Bosnië ‘vertwijfeld’ zijn, zoals Van Traa, pleit niet tegen hen. Integendeel, maar vertwijfeling is geen goede raadgeefster.
Overigens blijkt ook opnieuw dat de Nederlanders die emotioneel-ideologisch reageren op het internationale gebeuren, meer gemeen hebben met de Amerikanen, die meestal ook zo plegen te reageren, dan met hun mede-Europeanen als de Fransen en de Engelsen. Van Traa klaagt dan ook dat hij in de socialistische Internationale en bij gelijkgezinden in het Europese Parlement geen voet aan de grond kreeg.
Daarentegen zal de ex-antirakettenactivist wel blij zijn dat president Clinton de Serviërs nu dreigt te zullen bombarderen. Het Amerikaans belang is weinig gemoeid met wat er in ex-Joegoslavië gebeurt. Hier zullen ideologie en emotie, zoals zo vaak in de Amerikaanse geschiedenis, dus ook de doorslaggevende factoren zijn geweest (plus de noodzaak voor Clinton de Amerikanen, die aan zijn besluitvaardigheid twijfelen, het tegendeel te bewijzen). Zijn meeste generaals zijn daarentegen eerder tegen zo'n bombardementspolitiek.
Wat heeft die dan ook in Vietnam uitgehaald? Niets - behalve dat de Verenigde Staten, eenmaal ermee begonnen, steeds dieper in het Vietnamese moeras verzonken - ten slotte met een half miljoen man. Maar, zo luidt de voor de hand liggende tegenvraag, in Irak dan? Daar had zo'n politiek toch wel succes? Ja, maar Arabieren zijn geen Serviërs (of Vietnamezen), en woestijnen zijn geen bergen (of wouden en rijstvelden).
Amerika's bondgenoten in de NAVO hebben zich, zij het schoorvoetend, nu bij het dreigement aangesloten - waaruit opnieuw blijkt dat in een pluriform bondgenootschap, zoals de NAVO is, slechts de sterkste in staat is de bondgenoten te mobiliseren (ten goede of ten kwade). Onder elkaar brengen ze niets tot stand.
Maar dit terzijde. Voor vandaag is het belangrijk te weten dat zelfs het voorlopige besluit waartoe de NAVO vorige week met veel moeite is gekomen - het moet nog door de ministers bekrachtigd worden - niet een voorbeeld van duidelijkheid en fermheid is. De Serviërs zullen er niet van ondersteboven zijn. Immers, het communiqué van 9 augustus bepaalt dat ‘de luchtaanvallen (...) tot humanitaire doeleinden beperkt zijn en niet als een beslissing tot militaire interventie uitgelegd mogen worden’. Zullen degenen op wie de bommen vallen, opgelucht zijn dat die bommen humanitaire doelen dienen en geen militaire interventie betekenen?
Bovendien: de acties van de NAVO vinden onder het oppertoezicht van de Veiligheidsraad der Verenigde Naties plaats, en de secretaris-generaal van de VN moet instemmen met de eerste inzet van de luchtstrijdkrachten. Stel dat Boutros-Ghali tot het laatste bereid is, dan moeten we nog aannemen dat Rusland, dat zich al tegen zulke acties tegen Servië heeft uitgesproken, bereid zal zijn geen gebruik van zijn veto te maken.
Zeker, het principeakkoord dat de drie strijdende partijen gisteren in Genève bereikt hebben, zou waarschijnlijk zonder het dreigement niet tot stand zijn gekomen, maar het is slechts een principeakkoord, en hoeveel echte akkoorden zijn er al niet sinds het begin van het conflict geschonden?
Bovendien betreft het akkoord slechts Sarajevo. Het conflict gaat dus, in elk geval elders, door. Daar kunnen de Serviërs (en Kroaten) rustig doorgaan - tot dat de NAVO-landen of de Verenigde Staten alleen, vertwijfeld, zich vrijwel gedwongen zullen voelen hun dreigement uit te voeren, omdat het elke dag dat het niet uitgevoerd wordt, aan effectiviteit verliest.
Op zichzelf is er niets tegen militaire actie als ondersteuning van een politiek. Maar dan moet die actie aan een paar voorwaarden voldoen. Zo moet er wel een politiek zijn, waaraan die actie ondergeschikt is. Ook moet die actie op een einde gericht zijn (anders komt men in een moeras terecht). Ten slotte moeten de deelnemers het met elkaar eens zijn. Aan al die voorwaarden voldeed de actie tegen Irak. Maar nu?
Of moeten we in godsnaam maar tot militaire actie overgaan, teneinde het bondgenootschap met de Amerikanen, die op actie aandringen, niet op het spel te zetten? Het zou een soort l'art pour l'art-politiek zijn: het bondgenootschap ter wille van het bondgenootschap. Bovendien zou een actie die ondernomen wordt zonder precies politiek en militair doel en zonder eigenlijke overeenstemming tussen de bondgenoten, en dus tot falen gedoemd is, het bondgenootschap ook niet veel goed doen.
Ten slotte zouden wij eens bij onszelf moeten nagaan waarom de oorlog in ex-Joegoslavië ons zoveel meer beroert dan die tussen Armenië en Azerbajdzjan of die tussen Georgië en Abchazië of die tussen Tadzjikistan en Afghanistan of de burgeroorlog in Angola of de genocide van Rwandezen in Zare. Daar vallen nog wel meer slachtoffers dan in Bosnië.
Komt dat doordat Bosnië dichter bij ons ligt? Of doordat we ons gemakkelijker met de blanke en half-westerse Bosniërs kunnen identificeren dan met al die anderen? Of doordat uit die strijdtonelen ons geen gruwelijke televisiebeelden bereiken? Het is waar: wat ook het antwoord op die vragen mag luiden, het maakt de oorlog in Bosnië niet minder gruwelijk. Die vragen hebben dan ook meer kennis van eigen motieven ten doel dan oplossing van het conflict.
NRC Handelsblad van 17-08-1993, pagina 7