Europa's Denemarkisering
Wat ik niet begrijp is dat het Deense ja met zoveel opluchting, zo niet vreugde, is begroet door de aanhangers van een federaal Europa, onder wie de Nederlandse regering. De Denen - ook de jazeggers onder hen - staat immers een heel ander Europa voor ogen dan - om dicht bij huis te blijven - de Nederlanders, en nu zij deel blijven uitmaken van Europa, kunnen zij - samen met anderen - de voortgang naar het federale Europa blokkeren.
Zeker, door het Deense ja is de verwezenlijking van het verdrag van Maastricht een stap dichterbij gekomen. Het wachten is nu nog slechts (slechts!) op de ratificatie door het Verenigd Koninkrijk en de uitspraak van het Duitse constitutionele hof over de grondwettigheid van het verdrag.
Maar wie Maastricht als maatstaf neemt voor zijn optimisme, getuigt van een korte-termijnvisie. Het echte debat over de vraag of Europa een verbond van staten dan wel een politieke gemeenschap moet worden, begint pas nadat Maastricht in kannen en kruiken zal zijn.
Trouwens, de Denen en Britten hebben al in Maastricht, dus in december 1991, allerlei voorbehouden bedongen, die duidelijk maakten dat zij niet van plan waren de hele weg af te leggen die naar een Europese Unie moet leiden. Wat dat betreft, verandert het Deense ja niets aan de toestand.
Het zou dus logisch zijn geweest van de aanhangers van een federaal Europa indien zij niet op een Deens ja (dat hun ideaal zou saboteren), maar op een Deens nee hadden gehoopt. Dat zou ongetwijfeld een Brits nee ten gevolge hebben gehad en daarmee de weg hebben vrijgemaakt voor een werkelijke politieke Europese gemeenschap.
Maar het is, voor zover ik weet, alleen Christoph Bertram, diplomatieke correspondent van het Duitse weekblad Die Zeit, die deze stelling heeft verkondigd - en niet eens in zijn eigen krant, maar in de International Herald Tribune van 12 mei. Hij vreesde ‘denemarkisering’ van Europa, als de Denen ja zouden zeggen.
Nu hebben ze ja gezegd. Zal de denemarkisering nu volgen? Ja - tenzij die landen die werkelijk nog geloven in het oude ideaal van een economisch èn politiek verenigd Europa, zich afzonderen (of een eigen snelheid gaan ontwikkelen) en samen proberen dit ideaal na te streven.
Maar welke landen zijn het die dit ideaal nog hoog houden? Nederland, België en Luxemburg. En Duitsland? Daar is het in feite alleen nog maar bondskanselier Kohl die eraan vasthoudt. Geen gering gewicht, zeker, maar zijn macht berust - in eigen land en eigen partij - grotendeels op het feit dat alternatieven niet te bekennen zijn. Dat is geen stevige basis voor een verenigd Europa.
Ook in Frankrijk, dat in september met de hakken over de sloot voor Maastricht stemde, is de stemming er sindsdien niet beter op geworden. Trouwens, geen enkele Franse regering legt al haar kaarten op tafel, wat de bereidheid betreft nationale soevereiniteit op te geven. Frankrijk kan dus niet gerekend worden tot degenen die, zoals Nederland, bereid zijn vrijwel onvoorwaardelijk op te gaan in Europa.
Achter die Nederlandse bereidheid moet overigens ook een vraagteken gezet worden. Zeker, officieel bestaat zij - bijna kamerbreed. Maar zou zij er nog zijn als ‘Europa’ gezien zou worden als de anonieme macht die ons sociale stelsel aantast? Een recessie is al voldoende om velen te doen roepen om nationale maatregelen. Aan Europa hebben ze dan geen boodschap.
Kortom, het ziet ernaar uit dat Europa's denemarkisering sowieso, dus ook zonder Denemarkens ja of nee, het voorland is. En wanneer de Europese Gemeenschap werkelijk serieus is met haar bereidheid nieuwe leden toe te laten, dan is denemarkisering vrijwel onvermijdelijk. Eenheid te bereiken tussen twaalf landen is al moeilijk genoeg. Hoe moet dat gaan tussen zeventien, twintig of nog meer! Wat staat Nederland in dit perspectief te doen (als er iets voor Nederland te doen valt)? Een half jaar geleden vond in de Tweede Kamer een pleidooi tot meer aansluiting bij Duitsland nauwelijks verzet, al nam de toenmalige minister het niet over. Hoe men ook over die suggestie moge denken, zij gaf ten minste blijk van het inzicht dat de oude recepten van Nederlands buitenlandse politiek - Europese integratie en Atlantische samenwerking in volkomen evenwicht - na het einde van de Koude Oorlog niet meer voldoen.
Intussen is ook Duitsland steeds meer een unsicherer Kantonist geworden. De nationale hereniging heeft het land in een permanente crisis gestort, die gemaakt heeft dat zelfs de D-mark niet meer het plechtanker voor de andere Europeanen is. En de Verenigde Staten - ander plechtanker - wassen zich steeds meer de handen: Europa moet maar zelf zien. Het minste wat gezegd kan worden is dat het debat over Nederlands plaats in de wereld, en in Europa, nog niet ten einde is - vooropgesteld dat wij bereid zijn het te voeren.
NRC Handelsblad van 21-05-1993, pagina 7