Onopzettelijk gekwetst
In mijn artikel van 9 maart schreef ik over ‘het dilemma van de “burgemeester-in-oorlogstijd”’, maar zo'n dilemma bestaat normaliter helemaal niet. Het dilemma ontstaat pas onder een vijandelijke bezetting. Daarom moeten we spreken over het dilemma van de burgemeester-in-bezettingstijd. Geen taal-, wel een denkfout.
Andere curiositeiten van de afgelopen maand: ‘Net zoals H. gaat ook mijn voorkeur uit naar die ene foto van de oudere dame aan een ronde keukentafel.’ Gaat H. ook uit naar die foto?
‘Opgeweld uit de diepste wateren, gevonden aan de verste stranden, voelen we in de wonderen dezer molusken een harmonie tussen de vormen der natuur en de vormen der kunst.’ Zijn wij opgeweld uit de diepste wateren en gevonden aan de verste stranden?
‘In de kunsthistorische stambomen ontbreken bij nadere beschouwing typisch evolutionistische kenmerken.’ Ontbreken ze bij vluchtige beschouwing niet?
In een vorig taalstuk betichtte ik de negentiende-eeuwse filosoof C. Bellaar Spruyt ervan de derde en vierde naamval door elkaar te halen. Deze beschuldiging was ongegrond, zoals ik in een volgend stuk moest erkennen. Maar de eveneens negentiende-eeuwse dichter-dominee B. ter Haar maakt in de volgende dichtregels wel degelijk de fout die ik Spruyt aanwreef: ‘Zou ik van verre u nog bestaan?/Gij ruigbehaarde Baviaan!/Die mij, hoe langer 'k op u staar,/ - Het spijt me dat ik 't zeggen moet -/meer afschuw baart dan lachen doet.’ (Hetzelfde woord, mij, eerst in derde, dan in vierde naamval gebruikt.)
‘Nederland wil daar wel in toestemmen, maar niet nadat Curaçao en de andere eilanden bestuurlijk en financieel orde op zaken hebben gesteld.’ Dus Nederland stemt erin toe voordat (= niet nadat) die orde op zaken is gesteld? Of is bedoeld: niet dan nadat?
‘In het eerstvolgende nummer van Babel zal een rectificatie worden opgenomen waarin de redactie zegt niet de bedoeling te hebben gehad mensen “opzettelijk te kwetsen”.’ Had ze dan de bedoeling hen onopzettelijk te kwetsen?
In mijn vorige artikel citeerde ik deze woorden (van bisschop Gijsen): ‘Ongetwijfeld zal ik woorden gesproken hebben die u wellicht geïrriteerd of zelfs geërgerd hebben’ en vroeg ik of er verschil is tussen irriteren en ergeren. Ik had ook kunnen vragen of er geen tegenspraak is tussen ongetwijfeld en misschien.
‘Twee Russische kinderen van de Krisjna-school in Moskou worden voorgelezen uit de Vedische literatuur.’ Boeken worden (voor)gelezen, maar kinderen niet. Hun (of: aan hen) worden boeken voorgelezen of wordt uit boeken voorgelezen.
‘Monica van Onselen gaf blijk van het vermogen onder goede leiding te kunnen acteren.’ ‘De mogelijkheid te kunnen kiezen voor een leven met of zonder kinderen bestaat nog maar kort.’ In beide zinnen is kunnen dubbelop, zit al in vermogen, resp. mogelijkheid besloten.
‘De studie maakt een eind aan het romantische ideaal van “de goede oude tijd”.’ Ik geloof eerder dat de studie een eind maakte aan zijn (of haar) geloof in dat ideaal.
‘De afvalstofheffing betaalde u eind vorig jaar via uw energienota en heette toen nog reinigingsrecht’, zo deelt een Leidse wethouder mede. Hier wordt hetzelfde woord, afvalstofheffing, eerst in vierde, dan in eerste naamval gebruikt. Zoiets als: Jan ontmoette ik en ging toen zijns weegs.
‘Negen jaar geleden maakte Toos voor het eerst kennis met patchwork.’ Kan je ook voor de tweede maal kennis met iets of iemand maken?
‘Ook Frans Halsema claimde nogal eens een groter aandeel in de tekst (en in de rechten) dan feitelijk het geval was geweest.’ Wat was feitelijk het geval geweest? Of is bedoeld: ... dan waar hij feitelijk recht op had?
‘Ritzen maakte ook duidelijk dat hij geen onderscheid wil maken tussen studenten die thuis wonen en zij die een kamer huren.’ Verschil tussen studenten en zij?
Gewoonlijk signaleer ik geen geslachtsverwarringen. Maar in deze zin springt de onlogica wel erg in het oog: ‘Toneelspelers konden in het achttiende-eeuwse Venetië uitgroeien tot coryfeeën... Venetië is langer in verval dan zij ooit heeft gebloeid, in feite reeds zo lang dat het verval een wezenskenmerk van haar is geworden.’ (Cursiveringen van mij.)
‘Een schrijfster die in verwachting is van haar tweede kind, ontdekt dat haar man een verhouding heeft met een andere vrouw.’ Dat het een andere is, lijkt me nogal wiedes.
‘Niets en niemendal staan hem en Nederland daarbij in de weg.’ Niets is nul, en niemendal is ook nul. Nul plus nul is nul. Dus het meervoud staan lijkt mij niet goed.
Het belang van de komma: ‘De Bondsraad, de vertegenwoordiging van de deelstaten waar de socialisten de dienst uitmaken, heeft zo zijn eigen ideeën.’ Hier staat dat de Bondsraad de vertegenwoordiging is van die deelstaten waar de socialisten de dienst uitmaken, maar dat is niet juist: in de Bondsraad zijn alle deelstaten vertegenwoordigd, ook die waar de socialisten de dienst niet uitmaken. Dat waar slaat op Bondsraad, niet op deelstaten. Dus komma achter deelstaten.
En: ‘Hij is een van de vele intellectuelen van zijn generatie, die zich in het socialisme verdiept.’ Hier staat dat zijn generatie zich in het socialisme verdiept. Maar kennelijk slaat die op die vele intellectuelen. Er had dus geen komma achter generatie moeten staan, en het had verdiepen moeten zijn.
Nu enkele overlijdensannonces van enkele jaren terug:
‘De HERE nam bij Zich, door HEM daartoe bereid gemaakt, onze lieve...’
‘Na een arbeidzaam leven, genietend van Gods Schepping, nam God geheel onverwacht tot zich onze lieve...’
‘Bedroefd om het verlies, maar dankbaar voor wat hij ons gaf aan liefde, zorg en steun, is na een arbeidzaam leven van ons heengegaan onze lieve...’ Het kan natuurlijk, maar is het ook zo bedoeld?
‘Heel verdrietig omdat we haar zo vroeg moeten missen, maar dankbaar wat ze voor ons geweest is, nam de Heere op Zijn tijd van ons weg onze lieve...’
‘Vredig en met groot verlangen om bij de Heere Jezus te zijn, nam de Heere tot Zich mijn lieve...’
NRC Handelsblad van 02-04-1993, pagina 7