Het succes van de EO
Ongeveer twee weken geleden stond er een bericht in de krant dat velen moet hebben onthutst, ware het niet dat het op een onopvallende plaats in de krant stond: de Evangelische Omroep (EO) had de NCRV, de omroep van de rechtzinnige protestanten, in ledental voorbijgestreefd. De eerste heeft nu 554.380 leden, terwijl de tweede op 547.366 is teruggevallen.
Waarom is dit bericht zo onthutsend - althans voor diegenen die dachten dat de NCRV al zo'n truttige omroep was? Welnu, de EO is in hun ogen nog tienmaal truttiger. Die werd door de spraakmakende gemeente in Nederland niet serieus genomen: de omroep van een groepje conservatieve, achterlijke landgenoten, die de bijbel letterlijk namen - en wie doet dat laatste nou?
Het blijkt nu dat deze groep Nederlanders aanzienlijk groter is (en misschien: wordt) dan wij - want ik wil mijzelf niet van die spraakmakende gemeente uitsluiten - in onze hooghartigheid dachten. Ik weet wel: een omroep kan op allerlei oneigenlijke manieren zijn ledental opschroeven, maar dat geldt voor alle omroepen.
Het succes van de EO mag dus wel als een graadmeter beschouwd worden. Er is kennelijk iets in het land gaande waar zelfs degenen die belangstelling hebben voor sociaal-culturele ontwikkelingen, en de media waarover zij beschikken, geen notie van hadden. Allen zijn we blijkbaar, bewust of onbewust, in de ban van het vooruitgangsgeloof, dat ons de ogen doet sluiten voor zaken die daar niet mee in overeenstemming zijn - tenzij het extreme randverschijnselen als neo-fascisme zijn (waarvan de betekenis dan vaak opgeblazen wordt).
Van extremisme kan de EO allesbehalve beticht worden. Het zijn bedaarde, nette mensen, die er niet zo heel anders uitzien dan u en ik. Velen stellen hen gelijk met de zogenaamde zwarte-kousenkerken (waarover in Z van 9 januari een interessante reportage stond). Dat zijn weliswaar ook nette mensen, maar hen met de EO gelijk te stellen getuigt van onwetendheid, ja onverschilligheid. Om te beginnen, kijken de zwarte kousen helemaal niet naar de televisie.
Het is die onwetendheid, die onverschilligheid van de toonaangevende elites in Nederland - of ze nu liberaal dan wel sociaal-democraat zijn - die verontrustend is. Zij, die menen namens Nederland te kunnen spreken, blijken zich steeds verder te vervreemden van wat er aan de gang is.
We wisten weliswaar wel dat de Amsterdamse grachtengordel - niet de echte, maar de overdrachtelijke - niet representatief voor Nederland is, al beheerst hij nog grotendeels de media. Maar die hooghartige onverschilligheid beperkt zich niet tot die gordel. Ook vrijzinnigen die met afkeer van die gordel vervuld zijn, hebben geen weet van wat er eigenlijk in het land gebeurt. Dat nu is veel verontrustender dan de groei van de EO.
Wat zouden de oorzaken zijn van die groei? Mr. A. Herstel, voorzitter van de NCRV, de direct getroffen omroep, probeert die, in een interview in Trouw van 15 januari, te analyseren, maar het is duidelijk dat hij het ook niet weet. Het is dan ook nog een beetje vroeg voor een diepgaande analyse van iets dat hem kennelijk overrompeld heeft.
En een van de werkelijke oorzaken durft hij natuurlijk niet te noemen of zelfs te suggereren: de NCRV, de omroep van het rechtzinnig protestantisme, heeft zichzelf laten meeslepen door ‘den geest der eeuw’ (om met Isaäc da Costa te spreken), door het modernisme en het vooruitgangsgeloof.
Zeker, daarbij is zij altijd netjes gebleven, maar ook zij heeft steeds meer concessies gedaan aan wat zij dacht dat de smaak en de zeden van deze tijd eisten. Dat is niet uitsluitend een kwestie van concurrentie met andere, wereldlijker omroepen geweest. Het was ook innerlijke overtuiging.
Wat dat betreft, is zij de weg gegaan van de gereformeerde kerken, die ook steeds minder herkenbaar, steeds vrijzinniger werden, èn de weg van de antirevolutionairen, die ten slotte in één grote brij, samen met de rooms-katholeken, zijn opgegaan. Zoiets moest op een goed ogenblik reactie oproepen. Die is in 1967 gekomen, met de oprichting van de EO, en die heeft nu de NCRV ingehaald...
Die kentering naar het vrijzinnige dateert van eerder. Misschien van de ‘bekering’ van Bruins Slot, jarenlang fractievoorzitter van de antirevolutionairen. Op een goed ogenblik is hij, wat Nieuw-Guinea betreft, omgegaan. Op zichzelf was die kentering welkom, maar voor de mannen-broeders was zij revolutionair. De ethische, zo niet weeë, titel van zijn postume memoires: ...en ik was gelukkig (1972), is op zichzelf al symptomatisch. Zoiets zou een gereformeerde vroeger nooit uit de pen hebben gekregen.
Tot zover de - wellicht voorbarige - analyse van de oorzaken van de reactie. Belangrijker is een analyse van die reactie zelf (en van het succes ervan). Op zo'n analyse zijn we, nog geheel bevangen door het geloof dat verschijnselen als de EO gedoemd zijn uit te sterven, helemaal niet voorbereid.
NRC Handelsblad van 19-01-1993, pagina 9