Fascisme in democratie besloten
Van Harry Mulisch heb ik, moet ik tot mijn schande bekennen, alleen maar De aanslag gelezen (waarvan de vertaling in de Franse boekhandels bij de detectiveromans te vinden is, heb ik me laten vertellen). Hoewel ik het boek fascinerend vond, ben ik er niet toe gekomen andere boeken van hem te lezen. Waarom niet? Omdat de Huizingalezing die hij enkele jaren later hield, zo ver boven mijn pet ging, dat ik de moed niet had mij door De compositie van de wereld en De ontdekking van de hemel te worstelen. Ik heb de grootste bewondering voor de honderdduizenden die dat wèl gedaan hebben.
Nu lees ik in Het Parool dat Mulisch zich ook opwerpt als kenner van de democratie. Ik moet voorzichtig zijn, want er staat: ‘Harry Mulisch schijnt (mijn cursivering - J.L.H.) onlangs in Het Capitool te hebben beweerd dat Adolf Hitler op democratische wijze aan de macht is gekomen’, terwijl dezelfde schrijver zijn stukje aldus eindigt: ‘Mulisch heeft gelijk: “democratie” is geen toverformule die monsterlijkheden onmogelijk maakt.’
Laat ons aannemen dat Mulisch inderdaad zoiets gezegd heeft. Hoewel het sommigen misschien verbazen zal dat de bewonderaar van Fidel Castro's regime zich ontpopt als autoriteit op het gebied der democratie, moet ik zeggen dat Mulisch' algemene uitspraak over de democratie, die het fascisme niet onmogelijk zou maken, juist is (als hij haar inderdaad gedaan heeft).
Hier onderbreek ik mezelf weer: ik gebruik met tegenzin het verzamelwoord fascisme voor het eigenlijke (Italiaanse) fascisme èn het (Duitse) nationaal-socialisme. Er zijn niet onwezenlijke verschillen tussen beide. Nationaal-socialisme fascisme te noemen, is in feite, zoals Wiesenthal eens zei, een Verharmlosung (bagatellisering) van het nationaal-socialisme
Het is eigenlijk communistisch taalgebruik, en daarom zal de vader van Anne Frank, die zeker geen communist was, het nooit voor het nationaal-socialisme hebben gebruikt, zoals ik Jeroen Krabbé eens zag en hoorde doen in de televisiebewerking van het befaamde dagboek. Dat klonk mij zo onecht in de oren dat ik niet ben blijven kijken.
Maar terug naar Mulisch' algemene uitspraak over de democratie (ik begeef mij niet in de controverse over het democratisch gehalte van Hitlers machtsovername, waarover het stukje in Het Parool voornamelijk ging). Niet alleen is democratie geen toverformule, die ‘fascistische’ monsterlijkheden onmogelijk maakt; ik ga zelfs verder.
Ik beweer dat er een innig verband tussen democratie en ‘fascisme’ bestaat - in die zin dat het ‘fascisme’ altijd een produkt is geweest van de massademocratie. Het is uit teleurstelling over de praktijk der democratie dat miljoenen hun heul hebben gezocht bij het ‘fascisme’. Zonder voorafgaande democratie geen ‘fascisme’. Het laatste is een bastaardkind van de democratie.
Sleutelwoord is hier massa. Het fascisme is een massabeweging, en die massa's zouden nooit in beweging zijn gekomen als de democratie hun geen stem had gegeven. In de democratie ligt dus altijd het gevaar van het ‘fascisme’ besloten. In de geschiedenis is het ‘fascisme’ ook slechts ontstaan in landen die eerst democratie hadden gekend, althans met de democratie geëxperimenteerd hadden.
Dat waren, in de praktijk, vooral Italië en Duitsland. In andere landen is het ‘fascisme’ aan de macht gekomen doordat het ingevoerd werd, voornamelijk door nazi-Duitsland aan de vooravond van of in de Tweede Wereldoorlog. Italië en Duitsland zijn dus in feite de enige echt ‘fascistische’ landen geweest.
En hoe zit dat dan met Franco in Spanje, Salazar in Portugal en al die andere grotere of kleinere dictators in Oost- en Zuid-Europa en Latijns-Amerika, zoals de Griekse kolonels? Die steunden niet op massabewegingen, maar bijna uitsluitend op het leger. In sommige van die landen, het Roemenië van generaal Antonescu bijvoorbeeld, maakten ze zelfs korte metten met de fascistische beweging. Zo werd Codreanu's IJzeren Garde uitgeroeid, en in Spanje kreeg de Falange slechts een puur rituele rol toebedeeld.
Het is dus een nog ergere geschiedvervalsing die dictaturen fascistisch te noemen dan het nationaal-socialisme die naam te geven. Het is eigenlijk slechts nog het regime van generaal Perón in Argentinië (1946-1955 en 1973-1974), dat op de vakbonden steunde, dat fascistisch genoemd kan worden. Het verschil met het Europese ‘fascisme’ is dat er daar geen democratische periode direct aan voorafgegaan was.
Die innige, zij het dialectische, band met de democratie heeft het communisme niet. De meeste landen waar het aan de macht kwam, hadden überhaupt nooit democratie gekend; of als ze die wèl hadden gekend, zoals het naoorlogse Tsjechoslowakije, dan had de communistische partij er met hulp van buiten de macht gegrepen. In het moederland zelf, Rusland, was het per staatsgreep aan de macht gekomen; de zogenaamde Oktoberrevolutie was een staatsgreep. Zelfs in het Rusland van 1917 was het communisme geen massabeweging, eerder een samenzwering. Conclusie: de democratie wordt meer bedreigd door ‘fascisme’, dat eruit voortkomt, dan door communisme, dat er niet uit voortkomt. Het laatste is alleen een gevaar voor de democratie geweest omdat de macht van de Sovjet-Unie erachter stond. Die is nu verdwenen. Het interne gevaar dat het ‘fascisme’ is, blijft bestaan - welke naam het ook zal dragen.
NRC Handelsblad van 15-01-1993, pagina 7