Denemarken gidsland?
Een zucht van verlichting ging zaterdagavond door Europa: de top in Edinburgh was niet op een mislukking uitgelopen. Briljant voorzitterschap van premier Major, gesteund door bondskanselier Kohl, had voorkomen wat bijna iedereen gevreesd, ja eigenlijk verwacht had. Een succes dus.
Maar kan iets een succes genoemd worden wat niet gebeurd is? Op de keper beschouwd heeft Edinburgh niet meer dan uitstel opgeleverd - weliswaar nog niet van executie, maar toch wel van beslissing. Immers, pas in april of mei - na het tweede Deense referendum - weten we of het verdrag van Maastricht doorgaat.
En is het een succes te noemen dat de elf partners in feite voor Denemarken gecapituleerd hebben; dat ze tegenover de Denen concessies hebben gedaan die het hart van dat verdrag raken? Ze hadden weliswaar geen andere keus - want als één ondertekenaar weigert te ratificeren, is er geen verdrag - maar niettemin.
Het wachten is dus op de Denen, en als ik hoofdredacteur van een krant was, zou ik per 1 januari een correspondent in Kopenhagen aanstellen. Of Europa - dat, na de concessies aan de Britten in Maastricht en nu aan de Denen in Edinburgh, al een Europa à la carte is - een Europa van de twaalf blijven zal, hangt immers van de Denen af.
Maar niet alleen daarom is Denemarken interessant. Denemarken is ook de proeftuin van het nieuwe nationalisme: een gematigd, welvarend volk, dat - hoewel het sinds de nederlaag van 1864 tegen Pruisen een wrok tegen de Duitsers koestert - nooit, zoals bijvoorbeeld de Fransen, van nationalisme beticht is geweest, maar nu plotseling rebelleert tegen wat, naar algemeen aangenomen werd, de tijdgeest vergde: het opgaan van nationale staten in grotere verbanden.
Op dit ogenblik verkeert het land in een soort euforie, vergelijkbaar aan die welke op de Deense overwinning in het toernooi om de Europacup volgde. De koppen in de Kopenhaagse kranten na Edinburgh spreken hun eigen taal: ‘Triomf voor Denemarken’, ‘Europa zwicht’. Waarin een klein land groot kan zijn...
Het resultaat van Edinburgh wordt, anders dan dat van Maastricht, door bijna alle partijen verwelkomd. Er wordt dan ook voor april of mei een overwinning van de ja-zeggers voorspeld. Maar ja, die werd ook vóór het eerste referendum, in juni van dit jaar, voorspeld. En we weten wat daarvan uitgekomen is.
Op z'n minst bleek uit de uitslag van 2 juni dat er een kloof bestaat tussen de politieke klasse - want ook de grootste oppositiepartij, de sociaal-democratische, had het advies gegeven ja te stemmen - en het grootste deel van de kiezers. Wie zegt dat die kloof nu gedempt is en dat dat deel, overmoedig geworden door de successen van 1991, bij het tweede referendum niet nog groter zal blijken te zijn geworden?
Die kloof bestaat in andere Europese landen ook, en daarom is het zo belangrijk de ontwikkeling in Denemarken van zeer nabij te volgen. Nogmaals: hier hebben we niet te maken met heetgebakerde Grieken of andere mediterranen, maar met een volk dat niet zo heel veel verschilt van het Nederlandse. Als dat reacties vertoont die nationalistisch genoemd kunnen worden, is er iets aan de hand - meer dan typisch Deens particularisme.
Natuurlijk kunnen we ook zeggen: dat heb je ervan als je referenda houdt. En daar zit iets in, want dan komen allerlei onvermoede krachten - ook apolitieke en antipolitieke - uit hun krochten te voorschijn. (Het is dan ook moeilijk te begrijpen dat D66, het ‘redelijk alternatief’ er voorstander van is.) Maar zonder referendum zouden ze zich, vroeg of laat, toch ook op de één of andere manier manifesteren.
Wat valt er van Edinburgh nog meer te zeggen? Eigenlijk niet veel, hoewel het communiqué 140 pagina's besloeg. Maar, zoals gezegd, alles hangt van Denemarken af. Opmerkelijk was - maar dat stond niet in het communiqué - de beslissende rol die Kohl in Edinburgh speelde. Dat weerspiegelde Duitslands positie in Europa. Maar Kohl speelde die rol op bijna vaderlijke manier. Daar kan Europa mee leven.
Even opmerkelijk is de bijna-eclips van Frankrijk in Edinburgh. Was president Mitterrands geestachtige verschijning op de foto's symbolisch? Hoe het ook zij, door erin toe te stemmen dat de onderhandelingen met Oostenrijk, Finland en Zweden over toetreding tot de Europese Gemeenschap spoedig beginnen en dat het aantal Duitse zetels in het Europese Parlement vergroot wordt (conform Duitslands vergroting per 3 oktober 1990), heeft het toegestemd in een Europa waarin Frankrijks positie minder overheersend zal zijn.
Intussen wisselt Nederland van minister van buitenlandse zaken. Sommigen hebben zich erover verbaasd dat de atlanticus Van den Broek naar de Europese Commissie gaat. Waarom? Van den Broek was, overeenkomstig de naoorlogse traditie, een voorstander van het en-en: zowel Europees als Atlantisch. In hoeverre die en-en positie vol te houden is, is een tweede; maar dat een minister van buitenlandse zaken zolang mogelijk twee ijzers in het vuur probeert te houden, is begrijpelijk.
En waarom zou een atlanticus niet naar Brussel mogen gaan? Is de Europese Commissie dan anti-Amerikaans? Ik begrijp dus niet waarom de Volkskrant, mede om die reden, zich afvroeg of Van den Broek ‘de meest voor de hand liggende keus is’. Nee, dan was de reactie van Trouw beter: ‘Zeker, de minister heeft zich als een atlanticus ontpopt, als iemand die hecht aan goede betrekkingen met de VS. Maar is dat voor Europa een ramp? Integendeel, zijn we zelfs geneigd te zeggen’.
De andere reden waarom de Volkskrant Van den Broek minder geschikt leek te vinden, is dat hij ‘in het algemeen nogal behoudende opvattingen’ heeft. Wat heeft dàt nu te maken met iemands geschiktheid voor de post van commissaris voor buitenlandse betrekkingen (want aangenomen wordt dat hij Andriessen als zodanig zal opvolgen)?
Hoe lang zal hij overigens in Brussel blijven? Zelf heeft hij gezegd dat, als over twee jaar Lubbers kans maakt voorzitter van de Europese Commmissie te worden, ‘het landsbelang moet prevaleren’ en hij dus zal wijken voor Lubbers. Het landsbelang? Welk belang heeft Nederland er nu bij dat een landgenoot voorzitter van de Commissie wordt? Die man wordt immers geacht minder dan iemand anders gebonden te zijn aan de belangen van zijn land van herkomst? Op z'n hoogst is Nederlands prestige gediend met dat voorzitterschap, maar moet dat ook prevaleren?
En nu Van den Broeks opvolger: Peter Kooijmans. Trouw schrijft (in een ander artikel) dat hij, als oud-staatssecretaris in het kabinet-Den Uyl, de geur van dat kabinet meebrengt, dat ‘een buitenlandse politiek voerde onder het motto “Nederland gidsland”’. Nu, dat viel nogal mee, wat Kooijmans betreft. Dat was meer het waarmerk van Den Uyl zelf.
En na zijn aftreden als staatssecretaris, dus sinds 1977, heeft, zegt Trouw, Kooijmans het ‘opgestoken vingertje’ nooit meer in zijn zak gestoken. Ja, maar toen moest hij wel. Sinds 1985 immers was hij rapporteur over martelingen voor de Verenigde Naties. In die functie was het opgestoken vingertje functioneel. Of hij zich daarmee geliefd heeft gemaakt bij velen met wie hij nu als minister van buitenlandse zaken te maken krijgt, is een andere zaak. Buitenlandse zaken is meer dan volkenrecht en mensenrechten. Maar dat weet Kooijmans zelf ook wel.
NRC Handelsblad van 18-12-1992, pagina 9