Moreel, moreler, moreelst
President Mitterrand heeft het record van zijn voorganger de Gaulle ruimschoots overtroffen. Deze was iets meer dan tien jaar president van Frankrijk (van 8 januari 1959 tot 28 april 1969), terwijl de huidige president al sinds 10 mei 1981 aan de macht is.
Of hij zijn land even ingrijpend veranderd heeft als de generaal gedaan heeft, zal de geschiedenis moeten uitmaken. Zeker is in elk geval dat het aan hem te danken is dat Frankrijk langer dan ooit te voren door socialisten geregeerd is geweest (sinds 1981, met een onderbreking in 1986-1988).
Ook is hij, die oorspronkelijk geen socialist was, het geweest die de kwakkelende socialistische partij nieuw leven heeft ingeblazen (en een nieuwe naam heeft gegeven), haar tot de sterkste partij van links heeft gemaakt (dat waren de communisten tot dusver geweest) en heel links de overwinning heeft bezorgd.
Een knappe prestatie, waar hij bijna twintig jaar over heeft gedaan. Aan die prestatie is een serie van de Waalse televisie gewijd, die deze weken op TV5 wordt heruitgezonden. Zij is enkele jaren oud (Michel Rocard, die in mei 1991 aftrad, is nog minister-president), maar toch nog actueel, omdat Mitterrand nog actueel is.
Met grote openhartigheid vertellen een aantal vertrouwelingen en medewerkers (beide begrippen dekken elkaar niet helemaal; sommigen zijn trouwens ex-) over de president, die zelf ook uitvoerig aan het woord komt. Het is opmerkelijk dat het een niet-Franse televisieploeg gelukt is zoveel Franse kopstukken uit hun tent te lokken. Ze had haar huiswerk dan ook goed gedaan, en dat stimuleert de gesprekspartner natuurlijk.
Voor degenen die, zoals ik, niet helemaal doorkneed zijn in de details van de Franse politiek of op de hoogte zijn van de talloze schakeringen binnen de Franse socialistische partij, gaat veel verloren. Blijft dan het genot te luisteren naar politici die misschien niet altijd de waarheid, maar tenminste ook niet wollige taal spreken - en dat in lopende volzinnen.
Maar dit is op zichzelf nauwelijks het vermelden waard. Speciaal interessant werd, althans voor mij, het gesprek toen mei 1968 ter sprake kwam: de legendarische opstand van de Parijse studenten, die, in combinatie met stakingen in de industrie, generaal de Gaulles bewind even deed wankelen (hij vluchtte zelfs naar Duitsland om steun te zoeken bij de Franse troepen aldaar).
Hoe kwam het, zo werd gevraagd, dat de studenten niet Mitterrand, die toen al leider van de oppositie was, tot hun voorman uitriepen, maar Pierre Mendès-France, die in 1954/1955 acht maanden minister-president was geweest, tijdens de Vierde Republiek dus?
Het antwoord dat Jean Lacouture, de historicus van die tijd (en van veel meer), erop gaf was dat Mitterrand, die herhaaldelijk minister was geweest, te zeer vereenzelvigd werd met het oude systeem. Maar waarom Mendès dan niet, die er toch ook deel van had uitgemaakt? Omdat Mendès binnen dat systeem de rebel was geweest, die het van binnenuit had proberen te hervormen (zijn pogingen om de Fransen melk te laten drinken zijn nog beroemd) en die dan ook door het systeem niet geduld werd.
Daarbij kwam, zei Lacouture, dat Mendès een typische vertegenwoordiger was van de protestants-joodse traditie (hij was zelf jood). Wat bedoelde Lacouture daarmee? Welnu, die traditie staat een morele politiek voor, terwijl Mitterrand tot de katholieke traditie behoort.
Betekent dit dan dat Mitterrand immoreel of amoreel is? Nee, dat niet, maar de katholieke traditie (waarin Mitterrand inderdaad is opgegroeid) vindt het al voldoende als het doel moreel is; de middelen hoeven dan niet altijd door de beugel te kunnen. De protestants-joodse traditie daarentegen hecht ook aan de moraliteit van de middelen - en dat sprak de revolutionairen van 1968 aan.
Voor een Nederlander is zo'n observatie natuurlijk extra interessant. Behoort hij niet tot een cultuur die alles op een moreel schaaltje weegt? (Of ze vervolgens ook naar de uitslag handelt, is een tweede.) Mendès zou dus een man naar ons hart geweest moeten zijn. Maar van hem is ook het woord: ‘Wie met gevoel politiek wil maken, sticht slechts verwarring’, en dat valt bij ons in minder goede aarde (we verwarren namelijk ook nogal graag moraal met gevoel).
In elk geval was Mendès, toen hij minister-president was, in Nederland niet populair. Hem werd immers verweten dat hij de Europese Defensiegemeenschap (EDG) om zeep en daarmee het hele Europese integratieproces in een crisis had gebracht. Helemaal billijk is die beschuldiging niet, maar het is waar dat Mendès niet heel veel moeite heeft gedaan om de EDG te redden.
De toenmalige minister van buitenlandse zaken, mr. J.W. Beyen, misschien de minst Nederlandse en zeker de meest Europese minister van buitenlandse zaken die we na de oorlog gehad hebben, kon Mendès, die hij van chicanerieën betichtte - een bekend Nederlands verwijt aan het adres van de Fransen overigens -, niet uitstaan. (In zijn mémoires, Het spel en de knikkers, is Beyen nog betrekkelijk mild over Mendès.)
Zo zien we dat soms zelfs een Fransman van protestants-joodse traditie nog niet aan onze hoge maatstaven voldoet.
NRC Handelsblad van 14-08-1992, pagina 7