Bezint eer gij begint
In de periode van de Koude Oorlog diende, op militaire academies en instituten voor internationale betrekkingen, Joegoslavië vaak als onderwerp van zogenaamde oorlogsspelen. De spelers gingen dan uit van de hypothese van Tito's dood, die het uiteenvallen van de Joegoslavische staat en een onvermijdelijk ingrijpen van de Sovjet-Unie ten gevolge zou hebben. Wat doen, in zo'n geval, de verschillende deelnemers, die, ieder voor zich, de rol van politicus, diplomaat of militair van een lidstaat van de NAVO spelen?
De werkelijkheid valt altijd anders uit dan de verbeelding wil. De Joegoslavische staat is wel uiteengevallen, maar de Sovjet-Unie ook. De belangrijkste voorwaarde voor het spel van toen bestaat dus niet meer. Maar wat nog steeds interessant is is de ervaring dat, in die spelen, de militairen over 't algemeen minder snel geneigd bleken naar de wapens, als middel tot oplossing van het conflict, te grijpen dan de politici. Zij wisten wat oorlog betekende.
Dat blijkt vandaag weer. Het zijn over 't algemeen de politici die, ongeduldig, om actie roepen. Zelfs Mient Jan Faber van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV), net terug uit Joegoslavië, ziet geen andere oplossing dan militaire actie ‘waar het enigszins mogelijk is’ - zij het voorlopig alleen nog maar ter bescherming van hulpeloze mensen. De militairen daarentegen zijn - ook: over 't algemeen - eerder huiverig ten aanzien van welk militair ingrijpen in Joegoslavië dan ook.
Dat is ook wel begrijpelijk. We hebben hier met een militant, zwaar bewapend volk te maken en met een bergachtig terrein, dat zich uitstekend leent voor guerrillavoering, waarin trouwens enkele generaties Serviërs zijn opgeleid. Zo'n staat eronder te krijgen, zou een grootscheepse operatie vergen - met de aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat, als het doel bereikt zou zijn, de guerrilla pas goed zou beginnen.
Een heel andere propositie dan Irak dus. Ook voor het openen en openhouden van corridors naar Sarajevo - van andere steden waar de toestand op z'n minst even erg is, wordt nauwelijks gesproken - en het bevrijden van concentratiekampen zou ten minste 60.000 man nodig zijn. En ook bij zo'n - humanitaire - operatie zou het gevaar bestaan dat zij in een oneindige guerrilla zou uitmonden. Over het vrijmaken en verdedigen van bepaalde gebieden, waar dan de ontheemden ondergebracht zouden kunnen worden, wordt eveneens veel te gemakkelijk gesproken.
Zeker, waar een wil is is een weg, zoals prof. Voorhoeve zaterdag voor de televisie zei. Laten we aannemen dat die wil er is en - wat belangrijker is - ook blijft wanneer de eerste berichten over gesneuvelden aan onze kant binnenkomen (aannemend dat Nederland deze keer niet kan volstaan met het sturen van een oorlogsschip). Wanneer we nu al, terwijl er nog niemand gesneuveld is, huilende familieleden van onze jongens in Cambodja of Joegoslavië zien, kunnen we daar, wat Nederland betreft, niet zo zeker van zijn.
Maar goed, laten we aannemen dat die wil er toch is en blijft. Dan moeten we ons mentaal - over de kosten praten we nog niet eens! - voorbereiden op een operatie zonder eind, ook als zij slechts ‘humanitair’ is. Principieel is er geen enkel bezwaar tegen zo'n operatie. Het beschermen van hulpeloze mensen is offers waard, het beteugelen van Servië ook, en het voorkomen dat anderen Serviës voorbeeld zullen volgen, nog meer.
Daar kan moeilijk twist over bestaan. De vraag is alleen of die doelen met zulke operaties bereikt worden. Als de kans groot is dat dit niet het geval is, moet er niet aan begonnen worden. Bezint eer gij begint, en dat bezinnen kan meer tijd kosten dan de ongeduldigen lief is - misschien wel tot de herfst, wanneer de uitvoering van zulke operaties nog veel moeilijker zal zijn.
Want voor dat bezinnen is meer dan wil nodig. Hier wordt de deskundigheid van militairen gevraagd, die die operaties moeten plannen, berekenen en op touw zetten. Pas wanneer die rekening is opgemaakt, kan de politiek beoordelen of de risico's, die nooit helemaal uitgeschakeld kunnen worden, aanvaardbaar zijn.
Dan zal ook bekeken moeten worden of de vastgestelde doelen - zijn ze overigens al vastgesteld? - ook bereikt kunnen worden langs een andere weg dan die van een grootscheepse militaire operatie. Zou, bijvoorbeeld, Servië ook op de knieën gedwongen kunnen worden door bombardementen op Belgrado (of de dreiging daarmee)? De ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog, in Joegoslavië en elders, zijn, wat dit betreft, niet aanmoedigend, maar de mogelijkheid ervan zou in de kosten-batenanalyse opgenomen moeten worden.
Het is niet alleen de politieke wil die aan deze beschouwing als vooronderstelling ten grondslag ligt. Ook is min of meer uitgegaan van het bestaan van één partij die optreedt (of optreden moet) tegen Servië. Maar die eenheid is voorlopig nog ver te zoeken. Alleen al het op de been brengen van een multinationale strijdmacht onder één commando - welk? - zal aanleiding geven tot internationale prestigestrijd.
Als het leeuwedeel van de operatie opnieuw de Amerikanen ten deel zou vallen - gesteld dat zij bereid zouden zijn dit op zich te nemen - dan zou dat natuurlijk fnuikend zijn voor de politieke pretenties van ‘Europa’, maar zonder Amerikanen zal waarschijnlijk geen operatie tot stand komen (de Duitsers doen al sowieso niet mee) en afschrikwekkende werking hebben.
Maar wat is het alternatief? Niet alleen dat Servië zijn doelen bereikt, waartoe zeker ook het herstel van Joegoslavië gerekend moet worden, maar ook dat anderen in Oost-Europa (Slowakije en Roemenië ten opzichte van hun Hongaarse minderheden bijvoorbeeld of Rusland ten opzichte van de Baltische landen) zijn voorbeeld zullen volgen. Daar moeten ook de tegenstanders van een militair ingrijpen zich wel bewust van zijn.
Joegoslavië is dus een testcase, maar anders dan in de periode van de Koude Oorlog. Het is een testcase voor de verhoudingen binnen Europa en tussen Amerika en Europa. De uitslag hangt niet zozeer van de wil der betrokkenen af - hoewel die nog op de proef moet worden gesteld - als wel van hun vermogen orde op zaken te stellen in uitgerekend het land dat ook Hitler nooit helemaal onder de knie heeft weten te krijgen.
NRC Handelsblad van 11-08-1992, pagina 7