Marx versus de Gaulle in Maastricht
Wie heeft er in Maastricht gewonnen: Karl Marx of Charles de Gaulle? De uitslag is nog niet zeker, maar nu al is duidelijk dat de niet-marxistische Nederlandse regering een marxistische redenering volgt, terwijl de socialistische Franse regering trouw blijft aan de stelregels van de stichter van de Vijfde Republiek.
Marx beweerde dat alle uitingen van het menselijke leven, dus ook de politiek, ten slotte bepaald werden door de materiële, dus economische, omstandigheden. De Franse generaal, daarentegen, wordt het woord toegeschreven dat ‘de intendance volgt’, met andere woorden: dat de economie onderworpen is, althans dient te zijn, aan de lijnen die de politieke strategie uitzet. (Weliswaar heeft de Gaulle ontkend dat hij dit woord ooit heeft uitgesproken, maar het drukt wèl heel goed zijn filosofie uit.)
Welnu, het belangrijkste resultaat van Maastricht is de oprichting van een Europese economische en monetaire unie (EMU). Daarvan zegt Nederland dat die nodig is als stap naar een Europese politieke unie, terwijl Frankrijk er een werktuig in ziet om de Duitse economische-monetaire hegemonie te beteugelen. Men ziet dus: twee tegenovergestelde visies, waarvan de Franse in elk geval politiek geïnspireerd is.
Wie krijgt er nu gelijk? Zoals gezegd: de uitslag is nog onzeker. Maar nu al zijn een paar dingen duidelijk, die zekere uitspraken toelaten. Frankrijk zal, wat er ook in Maastricht besloten moge zijn, nooit het recht prijsgeven in geval van een ernstige crisis eigen fundamentele belangen te beschermen. Minister van buitenlandse zaken Dumas heeft dit met zoveel woorden gezegd. ‘Dit is een ereregel’, zei hij.
Met andere woorden: Frankrijk - om slechts dit land te noemen - zal zich, als een fundamenteel nationaal belang op het spel staat, niet door welke Europese uitspraak dan ook laten binden. Het ziet de EMU zeker niet als een instrument dat Frankrijk onder sim zal houden, eerder als een bevrijding uit de huidige toestand, waarin het Duitsland moet volgen.
Nu kan het zijn dat de Europese economische integratie zodanige onherroepelijkheden schept dat de politieke vrijheid die Frankrijk - maar dit is niet het enige land dat dit doet - zich voorbehoudt, op den duur illusoir of fictief zal blijken te zijn. In dat geval zal Marx gewonnen hebben. Op het ogenblik ziet het daar evenwel nog niet naar uit. Integendeel eerder.
Dat betekent dat de marxistische berekening, die Nederland aanhangt, vooralsnog niet op gaat. Ook de Nederlandse bewering dat Maastricht het democratisch tekort in Europa heeft verkleind, aangezien het Europese Parlement er hier en daar een paar bevoegdheden bij heeft gekregen, is loos (zoals dr. S. Rozemond aantoont in een artikel in Het Parool van 25 juli, dat vooral zijn partijgenoot staatssecretaris Dankert niet leuk zal vinden te lezen). Per saldo is het democratisch tekort vergroot, omdat de nationale parlementen op overige punten veel meer zeggenschap hebben moeten afstaan.
Tot zover de nog onbesliste strijd tussen twee visies. Een andere vraag is of een economische misgeboorte kan leiden tot een politiek gezond stelsel. Er zijn vele deskundigen die de EMU als een monstrum beschouwen, maar een noodzakelijk monstrum ter wille van de politieke wenselijkheid ervan. Welnu, kan een economisch monstrum politiek wenselijk zijn, sterker: een gezond politiek kind voortbrengen?
Hans Barbier, chef van de economische redactie van de Frankfurter Allgemeine Zeitung, meent (in een artikel in het nummer van 31 juli) dat, wanneer economieën via de wisselkoers aan elkaar geketend worden, de spanningen van de groei- en verdelingsprocessen, die zich onvermijdelijk tussen economieën voordoen, juist dàn in de grove termen van de politiek vertaald worden.
Zo is er van ‘Duitse hegemonie’ of ‘heerschappij van de D-mark’ pas sprake sinds de Europese munten in het Europese monetaire systeem zitten. Daarin hebben zij hun flexibiliteit verloren, en dat roept meer spanningen op dan wanneer de munten vrij zouden zijn. En die spanningen krijgen onvermijdelijk politieke lading. In de door de markt bepaalde verhouding tussen D-mark en dollar of yen hoor je daarentegen nooit spreken van Duitse, Amerikaanse of Japanse hegemonie.
‘Men heeft niet veel fantasie nodig’, zegt Barbier, ‘om de conflictscenario's te ontwerpen. Wie heeft er schuld aan de galopperende inflatie, wanneer de economische politiek niet meer door de burgers ter verantwoording geroepen kan worden, omdat zij volledig in handen is gekomen van parlementair ongecontroleerde ministerraden en een in het politiek luchtledig zwevende centrale bank?’ Dan zijn, om de beurt, de Italianen of de Grieken, danwel - omgekeerd - de Duitsers of Nederlanders de boosdoeners in de ogen van de anderen.
Barbier houdt er, evenals de Nederlandse regering, een ‘marxistische’ redenering op na (zonder, welteverstaan, marxist te zijn). Alleen voegt hij eraan toe dat uit een slechte economische onderbouw nooit een goede politieke bovenbouw kan voortkomen, ja, dat in het geval van de EMU de economische onderbouw de politieke spanningen eerder zal vergroten dan verkleinen.
De Nederlandse regering daarentegen gaat er, ook zonder marxist te zijn, vanuit dat de in Maastricht gelegde onderbouw goed is en daarom automatisch een goede politieke bovenbouw zal produceren. Zowel het uitgangspunt als de conclusie die eruit getrokken wordt, zou wel eens radicaal verkeerd kunnen zijn.
We zullen zien wie er gelijk krijgt. Het Nederlandse parlement kan er in elk geval niets meer aan doen, omdat het, zoals Rozemond schrijft, ‘zich vorig jaar willens en wetens de kaas van het brood heeft laten eten’. Dat was toen het - nog vóór Maastricht, ja nog vóór de Nederlandse debâcle van ‘zwarte maandag’ 30 september - kamerbreed de Europese theses van de regering onderschreef. En een parlement dat eigen vergissingen toegeeft, moeten we nog zien.
NRC Handelsblad van 04-08-1992, pagina 7