Cassandra en de theologen
Terwijl Margaret Thatcher in Den Haag waarschuwt voor de ‘morele ramp’ die een federaal Europa zou zijn, blijven de Nederlandse Europarlementariërs, even moreel, geloven in dat federale Europa en mobiliseren de liberalen onder hen zelfs een opstand tegen VVD-leider Bolkestein, omdat hij het gewaagd heeft hun ideaal een hersenschim te noemen.
Het lijkt, aan beide zijden, op een gevecht tegen windmolens, want het federale Europa ligt, als het er ooit komt, in een ver verschiet. Maar terwijl Thatcher, als een moderne Cassandra, weinig sporen vertoont van Brits pragmatisme, zijn de Nederlandse Europarlementariërs hun oorsprong tenminste trouw: als ware theologen maken zij zich druk over iets wat even weinig van deze wereld lijkt te zijn als het koninkrijk der hemelen.
Welk lid van de Europese Gemeenschap immers is werkelijk bereid zijn politieke belangen, inzichten of idealen ondergeschikt te maken aan een meerderheid van anderen? Engeland? Nee. Frankrijk? Nee. Denemarken? Nee. Spanje? Nee. Duitsland? Zijn zelfstandig optreden in wat eens Joegoslavië was, is slechts een voorproef. Het is zelfs de vraag of Nederland, in voor ons erg gevoelige zaken, daartoe bereid zou zijn - alle mooie en oprechte verklaringen ten spijt.
Ja, maar op economisch gebied raken de Europese landen toch steeds meer afhankelijk van elkaar en is er zelfs in beginsel al een soort federaal Europa in wording? Zeker, maar te geloven dat daaruit noodzakelijkerwijs, automatisch ook een politiek federaal Europa zal voortvloeien, komt neer op vulgair-marxisme. Die overgang zou een kwalitatieve sprong vereisen, waartoe de meeste landen voorlopig niet bereid zijn.
Thatcher en haar Nederlandse opponenten hebben dus gemeen dat zij zich opwinden over een theoretische zaak. Bolkestein, die meer van de wereld heeft gezien dan Straatsburg, lijkt, met zijn scepsis, meer met beide voeten op de grond te staan. Je zou dit, gezien de Nederlandse voorliefde voor internationale luchtkastelen, bijna moedig kunnen noemen.
Hij vindt hier steun in een zojuist verschenen rapport van de liberale Teldersstichting, Europa: een volgende akte, dat de mening uitspreekt dat buitenlandse politiek en veiligheidsbeleid ‘vooralsnog het beste kunnen worden gevoerd op intergouvernementele basis’ - een conclusie die des te opmerkelijker is omdat ten minste één lid van de werkgroep die verantwoordelijk is voor dit rapport, als oud-voorzitter van het Europese Parlement geacht mag worden een overtuigd ‘Europeaan’ te zijn.
Het rapport, dat - dit zij terloops gezegd - uitstekend geschreven is, trekt overigens een interessante vergelijking tussen het Nederlandse en het Europese eenwordingsproces. Ook Nederland is niet dadelijk begonnen als een federatie. Het heeft, integendeel, de eerste twee eeuwen van zijn onafhankelijkheid, die tevens de eeuwen van zijn roem en rijkdom waren, gesleten als een confederatie, een losse statenbond.
Hoe was dit wonder mogelijk? Onder andere doordat in de Republiek één provincie dominant was: Holland ‘huisvestte de helft van de bevolking van de Republiek en nam de financiering van de Uniekas voor 58 procent voor zijn rekening’. De Hollandse raadspensionaris dan wel de stadhouder bepaalde in feite het buitenlands beleid.
Geen ideale toestand. Zeker niet, maar het liep - tot 1795, toen de Fransen Nederland binnenvielen en het land een eenheid oplegden - zoals, op hun beurt, de Nederlanders met Indonesië zouden doen - die het sindsdien niet meer verlaten heeft. Ook hier was dus een kwalitatieve - en deze keer van buiten komende - verandering nodig om de werkelijke eenheid te vestigen.
En de dominante rol van Holland, die zo essentieel is geweest voor de handhaving en het langdurige succes van de Nederlandse confederatie? Heeft die een equivalent in de Europese confederatie, die het rapport, wat de buitenlandse politiek en het veiligheidsbeleid betreft, als vooralsnog uiterste mogelijkheid ziet?
We denken dan onmiddellijk aan Duitsland, maar het rapport trekt die vergelijking niet. Het wijdt wel enkele regels aan Duitsland, maar niet aan dat land als mogelijke ‘federator’ van Europa. En toch ligt die vergelijking zo voor de hand.
Maar het is nog de vraag of Duitsland die rol van ‘federator’ zal kunnen spelen (vooropgesteld dat het dit zal willen doen en de anderen het dit zullen laten doen). Het zal in elk geval nog jarenlang behept zijn met de economische en mentale problemen van zijn eigen eenwording. Nu al kan worden getwijfeld aan de duurzaamheid van de Duitse motor.
Des te meer reden, zullen de Europese federalisten zeggen, Duitsland te binden in een zo hecht mogelijke Europese eenheid. Zeker, die wens wordt niet betwist. De twist gaat over de vraag of die zo hecht mogelijke eenheid een federatie is. Zou ook hier het beste niet de vijand van het goede blijken te zijn?
NRC Handelsblad van 19-05-1992, pagina 9