Onze cultuur weerspiegeld
Horst Teltschik, die tot vorig jaar bondskanselier Kohls rechterhand was voor buitenlandse politiek en als zodanig een groot aandeel heeft gehad in de onderhandelingen met Gorbatsjov die zouden leiden tot de Duitse hereniging, schreef onlangs in Die Zeit het volgende verhaal:
‘Peking 1987: bondskanselier Helmut Kohl sprak met de secretaris-generaal van de communistische partij van China, Zjao Zijang. Beiden waren het met elkaar eens dat de politieke betrekkingen tussen de Bondsrepubliek en de Volksrepubliek China zich gunstig ontwikkelden en verder bevorderd moesten worden.
Als uitdrukking van zijn goede wil zegde Zjao Zijang de bondskanselier toe dat een Duitse onderneming de opdracht voor een project van 1,3 miljard mark zou krijgen. Men kwam overeen dat jaarlijks drieduizend Chinese studenten en stagiaires voor een jaar naar de Bondsrepubliek zouden komen.
Aan het eind van het gesprek overhandigde Helmut Kohl een lijst met namen, waaronder die van een katholieke bisschop, die al meer dan twintig jaar gevangen zat. De kanselier verzocht de gevangenen vrij te laten. Zjao Zijang beloofde deze “gevallen” te onderzoeken.
Enkele weken later kwamen de gevangenen vrij. Maar de bondskanselier had noch vóór zijn vertrek uit Bonn noch in Peking over zijn interventie gesproken. Ook na de vrijlating van de gedetineerden heeft hij zich noch tegenover de media noch in de Bondsdag beroemd op dit succes, hoewel het juist in het geval van de bisschop spectaculair zou zijn geweest. Maar iedere openbare verklaring zou het succes in de waagschaal hebben gelegd.’
Helemaal verkeerd! Zoiets doen wij in Nederland veel beter. Als ons iets in de wereld niet bevalt, dan nemen wij een Kamerbrede motie van afkeuring aan en laten wij in het betrokken land een minister die daar toch al niet bijzonder geliefd is, uitdrukking aan onze verontwaardiging geven, en hij legt daar nog een schepje bovenop.
En wanneer blijkt dat de regering die onze boosheid heeft gewekt, niet rouwmoedig is, ja zelfs in die interventie aanleiding ziet om de ontwikkelingsrelatie met Nederland te verbreken, dan krijgt die minister van de Kamer op zijn kop. Hij, op zijn beurt, vindt dit onrechtvaardig, want hij is helemaal niet ontevreden met dit resultaat: nu pas zijn de verhoudingen tussen Nederland en dat land volwassen.
Vervolgens gaat die minister naar Washington, waar hij ook niet bijster populair is, om daar Nederland te vertegenwoordigen in de bijeenkomst van de Groep van Tien (rijkste landen). De minister van financiën, die eigenlijk had moeten gaan, vond dat in Nederland belangrijker dingen te doen waren. 't Is waar: daar verkeren het kabinet en zijn eigen partij in een permanente crisis.
Wie verbaast het nog dat op het wereldtoneel Nederland nauwelijks ernstig genomen wordt? Maar denk niet dat dit uitsluitend het gevolg is van het toedoen van deze of gene minister. Nee, in deze komedie weerspiegelt zich de Nederlandse politieke cultuur. Nog voordat de Europese eenwording ons ertoe dwingt, hebben we ons verlaagd tot een provincie.
Iedereen die Nederland in het buitenland vertegenwoordigt, draagt - hij mag persoonlijk nog zo man van de wereld zijn - daar het kenmerk van. Onlangs liet de Brusselse correspondent van The Economist de ministers van buitenlandse zaken van de kleine landen van de Europese Gemeenschap de revue passeren. Dit was zijn resultaat:
‘Uffe Ellemann-Jensen (Denemarkens minister van buitenlandse zaken sinds 1982) heeft de meeste invloed (has the most clout) (...) Joao Pinheiro, de Portugese minister sinds 1987, heeft respect geoogst door zijn geestdrift en zakelijke manier van voorzitten (Portugal is op het ogenblik voorzitter van de EG). Luxemburgs Jacques Poos (sinds 1984) werkt hard, maar zijn invloed lijdt onder de omvang van zijn land.’ België wordt niet genoemd, waarschijnlijk omdat minister Claes nog maar pas geleden zijn voorganger Eyskens is opgevolgd.
En Nederland? ‘Hans van den Broek, Hollands minister sinds 1982, irriteert de andere leden van de club met de morele lessen die hij hun geeft.’ Het Duitse weekblad Der Spiegel noemde hem onlangs, een anonieme bron (zijn collega Genscher?) citerend, een ‘eigenwijze schoolmeester’ (selbstgerechter Schulmeister).
Allemaal onrechtvaardig? Misschien. Maar daar gaat het niet om. Het gaat erom dat het buitenland zo tegen ons aankijkt en het waarschijnlijk eens is met de Poolse filosoof Stanislaw Brzozowski (geciteerd door Teltschik): ‘Een moralist is de verschrikkelijkste, consequentste, schijnheiligste egoïst.’
Maar daar mogen we de desbetreffende Nederlandse ministers geen verwijt van maken. Ze vertegenwoordigen op voortreffelijke wijze onze cultuur. Of ze daarmee ook op voortreffelijke wijze onze belangen vertegenwoordigen, is een andere zaak.
NRC Handelsblad van 12-05-1992, pagina 11