Duitsland in crisis
‘Wat zou die oude vos dáár nu weer mee bedoeld hebben?’ Zo luidde één reactie op het nieuws dat de grote Franse diplomaat Talleyrand, wiens sluwheid al tijdens zijn leven legendarisch was, overleden was. Dezelfde vraag kunnen we stellen nu de man die achttien jaar lang zijn stempel heeft gedrukt op de Duitse diplomatie, besloten heeft zijn ambt neer te leggen. Want Genscher heeft de reputatie een moderne Talleyrand te zijn.
Het is inderdaad onwaarschijnlijk dat de onvermoeibare Genscher zich van de ene dag op de andere zal vergenoegen met de rol van toeschouwer. Het is dus gerechtvaardigd te speculeren over de ware beweegredenen van zijn plotselinge afscheid dat ook in die zin uitzonderlijk is dat het vrijwillig is en zeker niet na een nederlaag plaatsheeft.
Eén speculatie ligt voor de hand: Genscher wil niet betrokken zijn bij de afgang die zich voor de regering-Kohl aftekent. Na Duitslands staatkundige hereniging, die de persoonlijke triomf van de bondskanselier was (hoewel ook de bijdrage van de minister van buitenlandse zaken groot was), is vrijwel alles misgegaan in Duitsland.
Voor een groot deel is dat de verantwoordelijkheid van dezelfde Kohl, die, zoals trouwens bijna iedereen (ook onze eigen Duisenberg, zoals hij erkent in een interview met Elsevier van deze week), de kosten van de hereniging schromelijk onderschat heeft en nog steeds niet bereid schijnt het Duitse volk de werkelijke toestand onder het oog te brengen, laat staan de offers die nodig zijn om die te redresseren.
Daarvoor is het trouwens nu te laat. Kohl heeft het daarvoor gunstige ogenblik - onmiddellijk na de staatkundige hereniging - laten passeren. Duitsland - het model van welvaart, orde en harmonie - bevindt zich in een diepe crisis. De schulden zijn geëxplodeerd, de rente bevindt zich op een hoogtepunt, de inflatie stijgt, de conjunctuur loopt terug, de werkloosheid in Oost-Duitsland is catastrofaal.
En dit ogenblik kiezen de vakbonden om West-Duitsland lam te leggen met een staking, teneinde voor de toch al verwende Westduitse arbeiders een loonsverhoging in de wacht te slepen. Dit is ook het ogenblik dat Genscher gekozen heeft om zijn afscheid aan te kondigen. Het kan bijna geen toeval zijn. Er moet wel een verband tussen het een en het ander zijn - niet tussen die aankondiging en de staking (hoewel ze op dezelfde dag vielen), maar tussen zijn afscheid en de algemene malaise.
Heeft hij de chaos voorzien waarin hij zijn eigen partij, de FDP, zou storten? En de klucht van zijn opvolging - één dag mevrouw Schwaetzer, de volgende dag alweer een ander -, die het gezag van de Duitse buitenlandse politiek, dat grotendeels zijn werk was, ernstige schade zou berokkenen? Het is nauwelijks voor te stellen dat hij dat wèl allemaal voorzien heeft.
Maar wat hij zeker moet hebben geweten is dat hij ook zonder die malheurs (die het gestuntel dat de Nederlandse buitenlandse politiek het laatste driekwart jaar vertoond heeft, bijna in de schaduw stellen) zijn partij schade zou doen. Immers, hij is Duitslands verreweg populairste politicus en goed voor enige procenten van het kiezerscorps (wat voor een partij die soms net boven de kiesdrempel zweeft, wel wat uitmaakt).
Nu al kunnen, volgens de jongste opiniepeilingen, CDU en FDP samen niet meer op een meerderheid rekenen. Zonder Genscher zal de FDP zeker minder stemmen krijgen en wordt het nog moeilijker de huidige coalitie te handhaven. Dat moet Genscher allemaal berekend hebben, evenals hij ongetwijfeld moet hebben geweten dat zijn heengaan de aanvaarding van ‘Maastricht’ in eigen land ook moeilijker zou maken.
Het zou schandalig zijn Genscher met een rat te vergelijken, maar de vergelijking van de regering-Kohl met een zinkend schip is niet vergezocht. Ziet hij de ruïne van zijn werk - ook zijn Europese werk - aankomen en wil hij die niet meemaken? Het zou een verklaring zijn die past in de ondergangstheorieën die de Duitsers vanouds zo lief zijn.
Maar er is ook een andere, positievere verklaring mogelijk. Genscher komt uit Oost-Duitsland en is nog steeds zeer verbonden met zijn geboortestreek rond Halle. Hem moeten de uitzichtloosheid van de toestand in Oost-Duitsland en de nog steeds bestaande, zo niet breder wordende, kloof tussen Ossis en Wessis erg aan het hart gaan.
Ziet hij een nieuwe taak in het overbruggen van die kloof? Als heelmeester zou hij geschikter zijn dan bondskanselier Kohl, die daarvoor te zeer partijman is en bovendien, nu zijn optimisme over de eenwording na de verkrijging der staatkundige eenheid gelogenstraft is geworden, ook zijn geloofwaardigheid grotendeels kwijt is.
In het interview dat hij deze week met Der Spiegel (4 mei) heeft, zijn er aanwijzingen te vinden dat hij in die richting denkt. Zijn heengaan ziet hij als ‘een signaal aan alle politieke krachten, zowel regering als oppositie, nog duidelijker stelling te nemen ten opzichte van de uitdagingen van de interne vereniging (van Duitsland). Er zullen in het Westen nog aanzienlijke offers voor de eenheid der natie nodig zijn’. Hij zegt alles te willen doen, opdat nog vóór de zomer ‘beslissende koerswijzigingen’ plaatshebben. Gaat hij de straat op?
Welke verklaring ook juist moge zijn - zij kunnen dat overigens beide zijn - zij tekent de crisis waarin Duitsland zich bevindt en stelt ons voor de vraag wat we liever hebben: een Duitsland dat, vol zelfvertrouwen, optreedt in overeenstemming met het gewicht dat het heeft, of een Duitsland in crisis, dat - dit heeft de geschiedenis al vaak genoeg aangetoond - de wereld daarin meesleept? De vijfde mei is een geschikte datum om daarover na te denken.
NRC Handelsblad van 05-05-1992, pagina 9