De oude heer en Churchill
Verscheidene dames in mijn directe omgeving hebben mij verweten dat ik onlangs onaardig ben geweest tegen die aardige Adriaan van Dis.
Inderdaad had ik hier de mening verkondigd dat hij, in zijn literaire televisieprogramma, steeds meer de moralist ging uithangen. Als voorbeeld noemde ik de manier waarop hij de historicus Wesseling ervan had beticht in zijn boek over de verdeling van Afrika te weinig blijk te hebben gegeven van verontwaardiging over de koloniale methodes.
Ik begon al spijt te krijgen en me af te vragen of ik Van Dis wel recht had gedaan, toen hij, negen dagen geleden, een oud-medewerker van de Oostduitse Stasi te gast had, die hij voortdurend op de huid zat, omdat deze te weinig schaamte toonde. De werkelijk interessante vraag, hoe het komt dat zovelen zich door de Stasi lieten strikken, kwam niet ter sprake. Ik voelde mij in mijn oordeel bevestigd.
Verleden zondag was Van Dis opnieuw op de televisie, zij het niet in levenden lijve, maar via een eenakter die hij had geschreven, met Kitty Courbois in de hoofdrol, ja in de enige rol, want de eenakter was één, dertig minuten lange, monoloog. Kitty Courbois speelde daarin de clocharde Lies, ‘eigenlijk Liesbeth van Pesch, hele goeie Indische familie’. Toen ik die naam hoorde, moest ik onmiddellijk denken aan het verhaal dat een vriend van mij eens verteld had.
Het speelt in Nederlands-Indië. Tijd: tussen mei 1940 en december 1941. Nederland is bezet, maar de oorlog met Japan is nog niet uitgebroken. Mijn vriend - laat ons hem P.N. noemen - is assurantiebezorger en reist per auto door geheel Java. Op een goede dag moet hij een klant bezoeken die in Sindanglaja woont, een plaats op de oostelijke helling van de Gedeh, niet ver van Tjipanas (West-Java).
Zijn klant blijkt een oude heer te zijn met een wit sikje, gekleed in een zwart zijden jasje en met een zwart zijden mutsje op (ongewone dracht in het Indië van toen). Ze raken met elkaar aan de praat, en het onderwerp van gesprek is al gauw de actie die in Indië onder het motto ‘All behind you, Winston!’, aan de gang is om geld bijeen te brengen voor een Spitfire, te schenken aan Engeland.
De oude heer vindt die actie belachelijk. Waarom, vraagt P.N. Welnu, het blijkt dat de oude heer oorspronkelijk uit Zuid-Afrika komt, waar hij de Boerenoorlog (1899-1902) heeft meegemaakt. Na die oorlog is hij, door de Britten berooid, naar Nederlands-Indië gegaan. Hij heeft dus geen reden bijzonder dol op de Britten te zijn.
Maar dat was niet het interessante in P.N.'s verhaal. De oude heer vertelde hem ook dat hij een uitvoerige correspondentie met Winston Churchill, die als verslaggever aan de Boerenoorlog had deelgenomen en zelfs op een goed ogenblik door de Boeren gevangen genomen was geweest, had gehad naar aanleiding van een boek dat Churchill over zijn ervaringen had geschreven, in P.N.'s herinnering From Bloemfontein to Witwatersrand getiteld (waarschijnlijk is bedoeld London to Ladysmith via Pretoria, 1900).
Die correspondentie had de oude heer bewaard. In een goedang (schuurtje) bij zijn huis kon P.N. er kennis van nemen. Zij ging voornamelijk over feitelijke onjuistheden die de oude heer in Churchills boek had gemeend te hebben ontdekt. Blijkbaar hadden beiden in de oorlog vrijwel tegenover elkaar gelegen.
Maar ook meer principiële zaken kwamen in die correspondentie aan de orde. Churchill schreef dat de Britten hadden gevochten om de eer van het Britse rijk, waarop de oude heer had geantwoord dat hij niet veel om die eer gaf: de eerste Britse soldaten waren ondervoede, nauwelijks geoefende cockneys geweest, gemakkelijke prooi voor Zuidafrikaanse scherpschutters. En de Zuidafrikaanse krijgsgevangenen werden door Londen geparadeerd, waar zij door het grauw bespuugd en met paardevijgen bekogeld waren geweest.
Een vrij vruchteloze discussie, zo te zien, die de briefschrijvers dan ook na zekere tijd besloten te beëindigen. Maar P.N. herinnert zich tot op de dag van vandaag de woorden waarmee Churchill zijn laatste brief eindigde: ‘I never hated the Boers, but I do hate the Dutch’ (ik heb de Boeren nooit gehaat; maar wie ik echt haat, dat zijn de Nederlanders).
Het zou interessant zijn na te gaan waarom Churchill toen (te eniger tijd tussen 1900 en 1940) de Nederlanders zo haatte. Misschien geven zijn correspondentie en zijn geschiedboeken daar uitsluitsel over. (Overigens, over eer gesproken: Churchill beschrijft in een ander boek zijn belevenissen in de Spaans-Amerikaanse oorlog op Cuba en hoe hij verrast was toen hij daar een Spaanse officier over de eer van Spanje hoorde spreken: tot nu toe had hij gedacht dat eer een Brits monopolie was.)
Waarom vertel ik dit verhaal? Welnu, de oude heer heette, zoals de clocharde in Adriaan van Dis' eenakter, Van Pesch. In het Nederland's Patriciaat kon ik helaas niets over hem vinden, want daarin wordt het geslacht Van Pesch niet beschreven. Wèl komen in de index verscheidene in Indië wonende Van Pesch's voor die die oude heer konden zijn geweest.
Andere bijzonderheid die P.N. zich herinnert: de oude heer had een dochter die in Japan woonde, met wie hij veel correspondeerde. Die brieven moesten de censuur passeren, en zo kwam het dat hij op zekere dag een brief van het paleis van de gouverneur-generaal kreeg, waarin hij werd uitgenodigd eens op het paleis over zijn ideeën te komen praten. De oude heer had geantwoord: u kent kennelijk mijn adres, u weet mij dus te vinden.
Deze voorvallen uit de petite histoire geven mij aanleiding nog iets naders mede te delen over een andere kleine geschiedenis, die ik hier enige tijd geleden (19 en 29 november) oprakelde. Het ging over de beeldhouwer Frits van Hall (1899-1945), van wie in een aan hem gewijde televisie-uitzending was gezegd dat zijn moeder van Javaanse adel was. Dat leek me onwaarschijnlijk, omdat - ook dat had ik in het Nederland's Patriciaat opgezocht - zijn moeder De Bode heette en háár moeder Borger, niet bepaald Javaans klinkende namen.
Sindsdien is mij medegedeeld dat Van Halls grootmoeder van moederszijde half-Minangkabaus (dus Sumatraans) was. In Nederland, waar men de verschillen tussen de Indonesische volken niet zo goed kende, is daar waarschijnlijk Javaans - en nog wel Javaanse adel - van gemaakt.
NRC Handelsblad van 28-04-1992, pagina 11