Wissels op de toekomst
Dat de verdwijning van de vijand, waarop wij bijna vijftig jaar lang gefixeerd zijn geweest, gevolgen moet hebben voor taak en samenstelling van de Nederlandse strijdkrachten, is duidelijk. Maar welke gevolgen? Minister Ter Beek heeft daarvan een schets gegeven in de rede die hij vorige week dinsdag in Den Haag voor het Nederlands Genootschap voor Internationale Zaken heeft gehouden.
Dat hij die schets aan het Nederlandse publiek heeft voorgelegd zonder zijn collega van Buitenlandse Zaken - die eerstverantwoordelijke is voor het beleid waarvan die strijdkrachten het instrument zijn - en zonder zijn eigen generaals geraadpleegd te hebben, is misschien een schoonheidsfout, maar toch toe te juichen. Immers, had hij dat wèl gedaan, dan zou er een minder duidelijk verhaal uit de bus zijn gekomen. De openbare discussie heeft hij er dus mee gediend.
Op het eerste gezicht lijkt het redelijk voor te stellen dat de landmacht ingekrompen wordt tot een beroepsleger, welks taak vrijwel uitsluitend gericht zal zijn op crisisbeheersing en vredeshandhaving. Daarover zal op den duur weinig principieel meningsverschil blijven bestaan.
Anders is dat met de politieke vooronderstellingen waarvan Ter Beeks plannen uitgaan. Zij gaan uit van de ‘onomkeerbare, hand over hand toenemende europeanisering’. Wat is europeanisering? Een ‘tot het continent beperkte intensieve vorm van internationalisering’, waaraan dus ook ons veiligheidsbeleid zich niet zal kunnen onttrekken.
Nu, men kan zich voorstellen dat vooral minister Van den Broek zal steigeren tegen een veiligheidsbeleid dat zich tot het Europese continent beperkt, dus Engeland en - wat nog veel belangrijker is - de Verenigde Staten uitsluit. Trouwens, hoe rijmt Ter Beek zelf die aldus gedefinieerde europeanisering met de door hem gewenste ‘nauwe betrokkenheid van de Verenigde Staten met de veiligheid van Europa’. Daar begint de discussie dus al.
Maar zelfs zij die, met Ter Beek, voorstander zijn van een europeanisering die een tot het continent beperkte vorm van internationalisering is, zullen zich, als ze eerlijk zijn, moeten afvragen: is die europeanisering wel zo onomkeerbaar als Ter Beek stelt? Is de ‘dynamiek van de Europese integratie’, die de vooronderstelling vormt van Ter Beeks plannen, wel zo onweerstaanbaar als hij suggereert? Zelf zegt hij dat ‘van automatisme geen sprake zal zijn’. Dus hoe dynamisch is die dynamiek dan wel?
Ter Beek verkeert nog in de postmaastrichtse euforie. Maar die is elders grotendeels verdwenen. Duitsland, dat de motor van die dynamiek moet zijn, wordt in beslag genomen door zijn binnenlandse integratieproblemen. De Europese integratie stuit op steeds meer tegenstand. Trouwens, Duitsland voldoet zelf niet aan de voorwaarden die het gesteld heeft aan toetreding tot Europese Economische en Monetaire Unie. Bondskanselier Kohls positie is zwakker dan sinds vele jaren.
Frankrijk, die andere onmisbare pijler van de Europese eenheid, is eveneens door binnenlandse problemen bezeten. Een regering die berust op slechts 16 procent van de kiezers; een president die zijn toucher kwijt is en voor de ruïne van zijn regime staat; een land dat, na de Duitse hereniging en de ineenstorting van de Sovjet-Unie, de basis aan zijn internationale pretenties ontvallen ziet. Dit zijn eerder voorwaarden voor een gefrustreerde naar-binnen-gekeerdheid dan voor een Europees elan.
In beide landen manifesteert zich een weerzin tegen de gevestigde partijen, wat destabiliserend, en dus niet in het voordeel van Europa, werkt.
Er moet dus een groot vraagteken gezet worden achter die Europese dynamiek waarmee, volgens eigen zeggen, Ter Beeks plannen staan of vallen. Wat dat betreft, trekt hij een onverantwoorde wissel op de toekomst en rijst de vraag of niet andere motieven - eerder van binnenlandse aard - achter zijn plannen gezocht moeten worden.
Die vraag krijgt bijna een antwoord wanneer hij op de vraag: ‘Is er nog toekomst voor het Nederlandse buitenlands beleid’, zelf het antwoord geeft: ‘niet veel’. Geheel afgezien van het waarheidsgehalte van dit antwoord, is dit geknipt om minister Van den Broek te provoceren. Het is onwaarschijnlijk dat de door de wol geverfde politicus Ter Beek zich daar niet bewust van was.
Maar goed, zelfs als Van den Broek alles zou kunnen onderschrijven wat Ter Beek heeft gezegd, zelfs als de Europese integratie een onomkeerbaar proces zou zijn, dan nog trekt Ter Beek een wissel op de toekomst. Immers, weten we hoe die europeanisering van het veiligheidsbeleid eruit zal zien? Neen! We weten niet eens, zoals Ter Beek zelf zegt, ‘welke vorm de Europese integratie in politiek opzicht uiteindelijk zal aannemen’ - laat staan dus in militair opzicht.
Ter Beek loopt dus wel heel erg vooruit op de dingen die komen - of niet komen - gaan. Niet alleen heeft hij zijn plannen niet met zijn collega's en militaire adviseurs besproken, maar ook weet hij niet of ze wel passen in de vorm die de Europese integratie - aangenomen dat zij onomkeerbaar is - in militair opzicht uiteindelijk zal aannemen.
NRC Handelsblad van 07-04-1992, pagina 9