Geen voldoende bewijs
Wat drijft mensen de straat op om te demonstreren? De meest spontane en daardoor meest indrukwekkende demonstraties zijn uitbarstingen van woede, verontrusting of verontwaardiging (om, in Nederland, van wanhoop niet te spreken) dan wel, omgekeerd, van vreugde of aanhankelijkheid.
Deze demonstraties hebben een concrete aanleiding. Bijvoorbeeld: een moord op een gastarbeider of op een televisieploeg in El Salvador; een koloniale oorlog; een besluit dat de vrede in gevaar lijkt te brengen; dreigend ontslag. Of omgekeerd: de overwinning van een voetbalelftal, de inhuldiging van de Koningin, de komst van Mandela.
Sinds de intreding van het televisietijdperk kan evenwel aan de spontaniteit van sommige van die demonstraties getwijfeld worden. Het lijkt de demonstranten dan er meer om te doen te zijn op de televisie te komen - hoe opvallender ze zijn, des te groter de kans daarop - dan om de zaak zelf.
En wanneer ze, lachend, gekke petjes en spandoeken met grappig bedoelde teksten gaan dragen, maken ze helemaal de indruk dat het met hun boosheid nogal meevalt. Dat is andere koek dan de bestorming van Tuilerieën of Winterpaleis. De regeerders zullen daardoor niet achter de ruiten staan te trillen van angst.
Maar de televisie kan ook een tegengesteld effect hebben. Zo was de Amsterdamse Dam bij de inhuldiging van koningin Beatrix in 1980 aanzienlijk minder vol mensen dan bij die van haar moeder in 1948. Hoe kwam dat? Wie de plechtigheid goed wilde zien, bleef thuis voor de televisie kijken, en die was er in 1948 nog niet.
Kortom, de televisie werkt hetzij synthetiserend, hetzij dempend op massale emoties. Het is niet verwonderlijk wanneer degenen voor wie - of tegen wie - die demonstraties bedoeld zijn, er met een lichte scepsis op reageren (al zullen ze die niet altijd tonen).
Maar er is ook een ander soort demonstratie. Dan heeft zij geen concrete aanleiding, maar is zij eerder een rite. De vooroorlogse 1-mei-betogingen behoorden tot dat soort, maar nu de arbeiders, evenals trouwens de katholieken en de kleine luiden, geëmancipeerd zijn, is er geen behoefte meer aan zulke toogdagen.
Tot welk soort behoorde de demonstratie tegen het racisme, die verleden zaterdag in Amsterdam gehouden werd? Ze had geen concrete aanleiding. Er was geen Turk of Marokkaan vermoord, en evenmin is er een Nederlandse Le Pen, die, zoals in Frankrijk, een gevaar vormt. Zeker, wat niet is kan komen, maar het gaat hier om de concrete aanleiding, die er hier niet was.
Spontaniteit was dus niet het kenmerk van de demonstratie van zaterdag. Daarvoor was ze ook veel te goed en lang van tevoren voorbereid. Woedende gezichten waren niet te zien en kreten van verontwaardiging niet te horen. Nogmaals: daarvoor was geen concrete aanleiding.
Helemaal vrij van synthetisme was ze ook niet, maar deze keer niet doordat de televisie meespeler was. Eerder was het de aanwezigheid van prominenten die kennelijk vonden dat ze niet weg konden blijven, die iets kunstmatigs aan die demonstratie gaf. Wat te zeggen van een minister-president die riep: ‘Geen woorden, maar daden’? Riep hij zichzelf tot actie op?
Daarmee is die demonstratie niet veroordeeld. Er waren genoeg deelnemers wie het duidelijk om de zaak zelf te doen was. Hun ging het er in de eerste plaats om, de allochtonen in Nederland te tonen dat ze op hun steun konden rekenen. Maar als dat zo is, dan zijn vijftigduizend demonstranten (onder wie veel allochtonen zelf) niet zo veel - aanzienlijk minder in elk geval dan de vijfhonderdduizend van tien jaar geleden, toen het de demonstranten om hun eigen hachje ging.
Dat het bij vijftigduizend gebleven is - overigens meer dan de organisatoren verwacht hadden, maar tienduizend minder dan in Brussel (maar daar was wèl een concrete aanleiding, namelijk het Vlaamse Blok) - heeft misschien ook een andere oorzaak: het racisme, waartegen geprotesteerd werd, had een paar dagen tevoren een klinkende nederlaag geleden bij het referendum in Zuid-Afrika. Menigeen heeft wellicht gedacht: we zijn op de goede weg, waarom nog protesteren?
Zeker is in elk geval dat het racisme in Zuid-Afrika een zware klap is toegebracht, en nog wel door degenen die er tot dusver het meest van geprofiteerd hadden. De uitslag van het referendum was dus tevens een zelfoverwinning, wat als de mooiste soort overwinning geldt. Dit mag niet licht worden opgevat - zeker niet zolang wijzelf onze hand er niet voor in het vuur kunnen steken dat wij, in dezelfde omstandigheden, ook zo gehandeld zouden hebben. Demonstraties zijn mooi, soms nodig, maar geen voldoende bewijs.
NRC Handelsblad van 27-03-1992, pagina 9