En toch: leve de Koningin!
In de marge van de conferentie van Maastricht, begin december van het vorige jaar, schijnt koningin Beatrix gezegd te hebben dat de toekomstige Europese munt het, wat haar betreft, wel zonder haar gezicht kan stellen.
De historicus Dirk-Jan van Baar noemt dit in Intermediair van 31 januari, terecht, een ‘zéér politieke uitspraak’ en verwondert zich erover dat zij ‘zonder commentaar’ bleef. ‘Mr. J.L. Heldring, en zelfs GPV en SGP roerden zich niet.’
Nu, dat is wat sinds Toynbee heet: een uitdaging. Hoewel ik niet beledigd ben in één adem met GPV en SGP genoemd te worden - wat de eerste partij betreft zelfs integendeel - zal ik voor mezelf spreken.
Is koningin Beatrix' uitspraak zo verrassend? Ach, wie zich de redevoeringen van haar moeder herinnert, weet dat er ogenblikken waren waarin ook zij bereid leek zichzelf voor Europa af te schaffen. Zo, bijvoorbeeld, in een rede voor Kopenhaagse studenten in 1953 - die zich er, gezien 's lands Europese beleid, bitter weinig van aangetrokken hebben (maar dat is misschien het lot van zulke redevoeringen).
Het is waar dat koningin Beatrix helemaal niet de indruk van zelfwegcijfering maakt die haar moeder vaak uitstraalde. Integendeel, zij is, waar zij is, altijd zeer aanwezig. Het is ook een kwestie van wil. Maar het kan samengaan met politieke opvattingen die die wil lijken te logenstraffen (per slot van rekening had ook koningin Juliana een zeer sterke wil, zoals menige oud-minister zou kunnen getuigen).
Wat koningin Beatrix' uitspraak in Maastricht wèl weer oproept is de vraag naar de plaats van het koningschap in een supranationaal Europa. We kunnen eraan twijfelen of dit ooit tot stand zal komen, maar zolang het streven ernaar officiële politiek is, moet die vraag gesteld worden. In feite echter wordt er met een grote bocht omheengelopen.
De monarch is het symbool van 's lands zelfstandigheid en soevereiniteit (hij of zij heet niet voor niets de soeverein). Welnu, in een supranationaal Europa is, het afgelopen met 's lands soevereiniteit. Waarom zullen we dan nog een koning of koningin nodig hebben?
Als de politiek die vraag zo zou stellen, zou zij heel wat mensen, die zich het leven zonder Oranjehuis moeilijk kunnen voorstellen, de schrik op het lijf jagen. Daarom gaat zij die vraag, die toch zo dwingend voortvloeit uit het streven naar een supranationaal Europa, uit de weg.
Maar daarmee riskeert zij dat het koningschap op een goed ogenblik het symbool wordt van allen die, om welke reden dan ook, bezwaren hebben tegen ‘Europa’, dat steeds meer ingrijpt in het nationale leven. Een merkwaardig bondgenootschap van nationalisten, zich bedreigd voelende boeren en middenstanders, milieu-activisten en rechtsstaathandhavers zou zich - tegen haar wil, want zij is voor Europa - om de Koningin scharen.
Daarom is het nodig dat iemand van enig gezag die kat de bel eens aanbindt. Ja, waarom zou de Koningin dat zelf niet eens doen? Zij heeft per slot van rekening met haar opmerking in Maastricht A gezegd, en zij heeft ook getoond - bijvoorbeeld in haar kerstrede van een paar jaar geleden, waarin zij haar minister-president impliciet corrigeerde - controverses niet te schuwen.
Haar laatste kerstrede was minder controversieel. Er is dan ook weinig commentaar op geleverd. En toch verdient zij aandacht, in de eerste plaats omdat zij zo weinig met Kerstmis te maken had. Niet dat dit mij iets kan schelen, maar een heleboel luisteraars misschien wel.
Heel in het begin van haar rede heeft zij het even over ‘het licht van God met ons’ (wat dat betekent is niet helemaal duidelijk) en zegt zij dat in het geloof in een ‘God die van mensen houdt’, ‘één van de wortels van onze cultuur’ ligt. Maar: ‘Geloof en cultuur mogen niet worden vereenzelvigd’.
Na dit te hebben vastgesteld, gaat de Koningin over op de cultuur, waarover zij vele dingen zegt - ook vele dingen die, hetzij omdat zij tegenspraak oproepen hetzij omdat zij niet erg duidelijk zijn, vraagtekens oproepen. (Merkwaardig hoe deze rede lijkt op de kerstredes die haar moeder placht te houden.)
Maar daar is het hier niet om te doen. Waar het eerder om te doen is, is dat de Koningin kennelijk meer geïnteresseerd is in cultuur dan in geloof, want pas helemaal aan het eind komt zij, zonder veel samenhang met het voorgaande, weer even over Kerstmis (niet meer over God) te spreken.
Dat is natuurlijk haar goed recht, en ik heb mij er niet aan gestoten. Wel kunnen de volgende vragen gesteld worden: waarom moet zo'n rede, waar zo weinig God in zit, uitgerekend op een christelijke feestdag uitgesproken worden? Zouden de mensen die gewoonlijk naar redevoeringen van de Koningin luisteren, iets over haar beschouwingen over cultuur begrepen hebben?
En ten slotte: zou de Koningin, die de tekst van haar kerstredevoeringen kennelijk zelf schrijft, er niet goed aan doen hem vóór het uitspreken aan iemand anders voor te leggen - niet aan de minister-president of de minister van cultuur, want dan wordt de tekst helemaal onbegrijpelijk! -, opdat ook zij die wèl in cultuur geïnteresseerd zijn, er meer aan hebben? En toch: leve de Koningin!
NRC Handelsblad van 18-02-1992, pagina 9