Praatjes vullen geen gaatjes
Burgemeester Van Thijn heeft onlangs gezegd dat het nog belangrijker was dat Amsterdam de zetel van de Europese bank wordt dan het een paar jaar geleden was dat het de Olympische spelen van 1992 in huis zou krijgen. Nu, wie zich herinnert hoeveel nationale zwaargewichten zich toen voor het laatste doel hebben ingezet - van Vonhoff tot Anton Geesink - moet onder de indruk komen van het belang dat Amsterdam nu aan het eerst doel hecht.
Zoals we weten, zijn de activiteiten van die zwaargewichten voor niets geweest: niet alleen heeft Amsterdam de Spelen niet gekregen, maar ook was het aantal stemmen dat op onze hoofdstad werd uitgebracht, beschamend laag. Dit wettigt de vraag wat Amsterdam nu doet om deze keer de buit wèl binnen te halen.
Maar nog belangrijker is de vraag: heeft Amsterdam ooit een onderzoek laten instellen naar de oorzaken van het debâcle met de kandidatuur voor de Olympische spelen en, zo ja, houden de activiteiten die nu ten gunste van die tweede kandidatuur worden ontplooid, rekening met de uitslag van dat onderzoek? Of beter nog: is er intussen iets gedaan om de oorzaken van het falen van de eerste kandidatuur weg te nemen?
Een kind - maar blijkbaar niet het actiecomité voor Amsterdam 1992 - kon uitrekenen waarom Amsterdam de Olympische spelen niet zou krijgen. De stad heeft nu eenmaal de reputatie een verloederde stad te zijn, waar de handel in drugs welig tiert en geen auto van buitenlandse toeristen veilig is voor inbraak. Amsterdammers schijnen deze verschijnselen te beschouwen als, op z'n hoogst, de keerzijde van het ludieke, geinige en tolerante karakter van de stad, maar dit zelfbeeld, waar heel wat eigendunk in steekt, vindt blijkbaar geen bevestiging in het oordeel van het soort mensen dat Olympische spelen bezoekt.
Hoeveel te meer moet dit niet gelden voor de bankiers van Europa, die worden geacht niet maar een paar dagen of weken in Amsterdam door te brengen, maar zich er te vestigen. Is die stad, waarvan de vervuiling niet beperkt blijft tot de binnenstad (waar overigens de bank haar kantoren zou moeten hebben), werkelijk aantrekkelijk voor dat soort mensen?
In de Frankfurter Allgemeine Zeitung van 3 februari stond een stukje waarin gesproken werd van ‘de algemene verwaarlozing van Amsterdam’. Het stukje had niets te maken met Amsterdams wens zetel van de Europese bank te worden. Het stond op de kunstpagina en was in welwillende, zij het ironische, toon gezet. Onderwerp was een plakkaat van de Bond tegen het vloeken, dat de schrijver, ‘scheldend over een treinvertraging’, op het Centraal Station was opgevallen. ‘In het calvinistische Nederland’ - het kan niet missen: als er in de buitenlandse pers over ons geschreven wordt, worden we, negen van de tien keer, voor calvinist uitgemaakt - ‘zijn er dus nog wakkere hoeders van fatsoen en welopgevoedheid - strijders tegen een kwalijke gewoonte, die ons in de algemene verwaarlozing van Amsterdam, tussen de daklozen en drugverslaafden, helemaal niet meer opgevallen zou zijn.’
Nu zullen er ongetwijfeld Amsterdammers zijn die, als ze al niet zeggen dat alle Duitsers voor hun part de pot op kunnen, erop zullen wijzen dat de krant waarin dit stukje stond, in de stad uitkomt die zelf belangrijke kandidaat is voor de zetel van de Europese bank: Frankfort.
Het zij zo (hoewel, zoals gezegd, de schrijver er niet op zinspeelt), maar ook met het oordeel van deze mensen moet Amsterdam rekening houden, wil het een kans maken. Vandaar de herhaalde vraag: wat doet Amsterdam om zich aantrekkelijk te maken als werk- èn woonplaats van de bankiers van Europa?
Amsterdam kennende - ik ben meer kind van de grachtengordel dan menigeen die er nu koning kraait - vrees ik dat de stad die zich als de navel van de wereld beschouwt, niet geïnteresseerd is in het oordeel van anderen. Dr. P.J. Koets, oud-wethouder van Amsterdam, zei onlangs in een interview ter gelegenheid van zijn negentigste verjaardag (nog hartelijk gelukgewenst) dat Amsterdammers alle niet-Amsterdammers hufters vinden.
Tja, met zo'n arrogantie (die in feite een diep provincialisme verbergt) bereik je niet veel in de wereld. Want praatjes vullen, zoals we weten, geen gaatjes.
NRC Handelsblad van 14-02-1992, pagina 7