Nederland marginaliseert zichzelf
Bij alle gestuntel en gezichtsverlies met het bezoek van Lubbers en Van den Broek aan Zuid-Afrika is er één troost: de Franse diplomatie, die een reputatie van grote finesse heeft, heeft nog veel erger gestunteld met de toelating van de Palestijnse terrorist Georges Habash op Frans grondgebied.
Bovendien kan, wegens de bevoegdheden die het Franse staatshoofd op het gebied van de buitenlandse politiek heeft, hier gesproken worden van een crisis van de staat, terwijl het in Nederland - erg genoeg overigens - gebleven is bij een crisisje tussen de twee regeringspartijen en een verergering van de verhouding tussen minister-president en minister van buitenlandse zaken.
Ook is het belang voor Frankrijk van zijn relaties met de Arabische wereld aanzienlijk groter dan dat voor Nederland van zijn betrekkingen met Zuid-Afrika. ‘Als volksverhuizingen en economische ontwrichting de bedreiging voor het Westen zijn, dan heeft voor Frankrijk de Maghreb (Noord-Afrika) prioriteit’, schreef Ben Knapen eergisteren op deze pagina.
Zo'n prioriteit kan Zuid-Afrika nooit voor Nederland hebben. Maar des te ongerijmder de ophef die de kwestie van dat bezoek van Lubbers en Van den Broek aan dat land heeft veroorzaakt. Wat in feite een marginale kwestie is, is opgeblazen tot een kwestie van leven of dood voor Nederland, althans voor het Nederlandse kabinet. Daarmee marginaliseert Nederland zichzelf.
Die marginalisatie kon niet beter geïllustreerd worden dan door het bliksembezoek van de top van het Nederlandse kabinet aan Davos. Gold dat bezoek de conferentie die daar gehouden werd over de wereld na de ineenstorting van de Sovjet-Unie, een conferentie waaraan de politieke en financiële fine fleur van de wereld deelnam?
Welnee, de heren Lubbers, Kok en Van den Broek waren gekomen om, in de marge van die conferentie, bij de heren De Klerk en Mandela, die wèl aan die conferentie deelnamen, te gaan soebatten - waarbij, tot overmaat van ramp, bleek dat de drie Nederlandse ministers geen gemeenschappelijk plan de campagne hadden.
President Mitterrand kan, met een uitgestreken gezicht, zeggen dat hij noch zijn ministers iets van Habash' verblijf op Frans grondgebied wisten en een paar hoge ambtenaren als zondebokken de woestijn insturen. Weliswaar gelooft 58 procent van de Fransen hem niet, maar dat hindert niet, want voor de raison d'état hebben ze altijd alle begrip, zoals bijvoorbeeld in de zaak van de Rainbow Warrior, dat schip van Greenpeace dat in 1985 door de Franse geheime dienst werd getorpedeerd, is gebleken.
Dat argument kan in Nederland zelfs niet stilzwijgend aangevoerd worden. Wat dat betreft, is het voor Nederlandse bewindslieden moeilijker zich van blunders vrij te pleiten dan voor Franse. De zaak wordt hier niet op haar politieke, maar op haar morele merites beoordeeld. Vandaar dat van muggen olifanten gemaakt kunnen worden.
Vandaar ook de dwang waaronder ministers staan om evenredig veel tijd en energie te besteden aan zaken die slechts in de periferie van 's lands belangen en invloedsbereik liggen, en dus noodgedwongen minder tijd en energie aan zaken die dichter bij huis zijn. Zuid-Afrika staat meer in de belangstelling dan de plaats van eigen land in een totaal veranderde omgeving.
Dit alles verontschuldigt natuurlijk het gestuntel van het kabinet met dat bezoek aan Zuid-Afrika niet, en terecht heeft de Tweede Kamer het daarvoor ter verantwoording geroepen; maar dat is een debat over uitvoering van beleid, dus over in wezen technische kwesties.
Wat het beleid zelf betreft: als de politiek in de kwestie-Zuid-Afrika de proporties meer in acht zou nemen, zou de desbetreffende ministers die belachelijke en voor Nederland beschamende tocht naar Davos zijn bespaard.
NRC Handelsblad van 07-02-1992, pagina 9