Nederland en de aardverzakking van 1991
1991 is geëindigd met de verdwijning van de Sovjet-Unie - een gebeurtenis van wereldhistorische betekenis, nog belangrijker dan de ineenstorting van het Sovjetrijk in Midden-Europa en de hereniging van Duitsland, waarmee respectievelijk 1989 en 1990 eindigden.
En ook deze keer hebben de meesten die gebeurtenis niet voorspeld, althans: het tempo waarin zij zich voltrok, niet voorspeld. Pas na de mislukte coup van augustus, die meer het behoud van de Sovjet-Unie dan het behoud van de communistische partij ten doel had, was het voor iedereen duidelijk dat de snelle ondergang van de Sovjet-Unie niet tegen te houden was.
Ondertussen stelt deze ondergang de wereld voor een volstrekt nieuwe situatie. Eeuwenlang heeft zij te maken gehad met een grote mogendheid die eerst Rusland, later de Sovjet-Unie heette. De laatste vijftig jaar was die mogendheid zelfs een van de twee overgebleven supermogendheden en bepaalde zij als zodanig de wereldgeschiedenis. Dat is nu allemaal plotseling weg.
Ook voor Nederland heeft dit gevolgen. Weliswaar heeft ons land, welks blik vanouds meer zeewaarts dan naar het continent gericht was, zich nooit erg om Oost-Europa, laat staan Midden-Azië, bekommerd, maar de aardverschuiving of, beter gezegd, aardverzakking in dit gebied laat natuurlijk ook het patroon van krachten waarvan Nederland deel uitmaakt, niet onberoerd.
Voorlopig uit zich die verandering in een groeiende zelfbewustheid van Duitsland; navenant groeiende onzekerheid, zo niet isolement, van Frankrijk en een Amerika dat zich, om allerlei interne en externe redenen, waarschijnlijk steeds meer van Europa zal afwenden (Engeland speelt in dit krachtenspel helaas nauwelijks meer een rol van betekenis).
Te vertrouwen dat deze divergenties ten slotte hun oplossing, hun sublimering zullen vinden in een Europese Unie, is te oppervlakkig. Per slot van rekening oefenen die divergenties ook hun invloed uit op de totstandkoming en, in elk geval, op vorm en hechtheid van die Unie. Al dadelijk na Maastricht is Europa geconfronteerd geworden met enkele nationale Alleingänge.
Ook voor Nederland is het dus niet voldoende te roepen: ‘Europa, Europa’ en verder het denken stop te zetten, want in het zich verenigend Europa staan we voor dezelfde problemen en divergenties. Het verdwijnen van de gemeenschappelijke tegenstander heeft ze eerder geaccentueerd dan opgelost.
Vandaar dat ook Nederland zich gedachten zal moeten maken van wat de euraziatische aardverzakking voor ons betekent. ‘Wat wil Nederland (nog) en wat kan het (nog)?’, zo eindigde Ben Knapen zijn meesterlijke analyse in onze krant aan de vooravond van Maastricht (3 december). Over de antwoorden op die vragen moet inderdaad nagedacht worden.
De Tweede Kamer heeft al, zonder er overigens blijkbaar al te veel over nagedacht te hebben, een oplossing: ‘Open meer ambassades’. Zo luidt tenminste de kop over zes kolom op de voorpagina van het Algemeen Dagblad van 28 december. Een meerderheid in de Tweede Kamer vindt dat Nederland op korte termijn ten minste drie ambassades moet hebben in de belangrijkste voormalige Sovjetrepublieken.
CDA en PvdA wensen in elk geval - ik volg nog steeds het AD - diplomatieke posten in de Oekraïne en Kazachstan (in Moskou, in de Russische Federatie, is al een ambassade). De VVD vindt voorlopig een nieuwe ambassade in Kiev (Oekraïne) voldoende, terwijl de PvdA eventueel bereid is genoegen te nemen met een gezamenlijke EG-vertegenwoordiging in Alma-Ata (Kazachstan), mits er een ambassade in Kiev komt.
Dat is allemaal veel te gemakkelijk. Wat heeft Nederland aan ambassades van een anderhalve man en een paardekop in gebieden die ons nauwelijks vertrouwd zijn? Als ze bedoeld zijn als een signaal van steun en bemoediging, dan zullen die landen gauw merken dat het een erg goedkoop gebaar is, want meer dan tweehonderd miljoen gulden is Nederland niet bereid te geven aan het hele gebied (dat wil zeggen: de voormalige Sovjet-Unie, de Baltische landen en Midden-Europa te zamen!).
Wat de financiering betreft, wordt gedacht aan sluiting of inkrimping van ambassades elders. Als dat niet voldoende blijkt, zal een beroep moeten worden gedaan op de begroting van Defensie. Heel mooi, maar ligt aan deze gedachte enig plan ten grondslag? Is rekening gehouden met wat de omschakeling op de nieuwe taken van Defensie en de daarvoor nodige nieuwe wapens zullen kosten? Is er rekening mee gehouden dat het sluiten van ambassades vaak meer geld kost dan oplevert? En op welke ambassades moet dan bezuinigd worden?
Zoals veel politici denken dat ze kunnen volstaan met het prevelen van enkele Europese gebeden om kwijtschelding te krijgen van de plicht tot verder denken, zo meent de Tweede Kamer blijkbaar dat ook hier het uiten van enkele wensen voldoende is. De rest moet de minister van buitenlandse zaken maar uitzoeken.
De minister heeft dus te maken met een in wezen onverantwoordelijke Kamer, maar hij zou sterker tegenover haar staan als hij, bij wijze van antwoord, met een doordachtere analyse van Nederlands positie in de nieuwe wereld zou komen dan het simpele argument: er is geen geld.
NRC Handelsblad van 31-12-1991, pagina 9