Zonder Amerika gaat het niet
Bijna negentien jaar geleden kruisten op de televisie, in het programma Kort geding, twee debaters de degens over de stelling ‘Nederland moet de NAVO verlaten’. Degeen die deze stelling verdedigde, besloot zijn peroratie, waarin hij zijn argumenten samenvatte, met de woorden: ‘Nederland moet dus deze NAVO verlaten’. Maar zó luidde de stelling niet die hij had moeten verdedigen. Hij sjoemelde dus.
Geheel in overeenstemming met de geest van die tijd werd hij enige jaren later tot professor benoemd - in de polemologie, een vak waarvan het bestaansrecht nooit overtuigend is bewezen. Zeker heeft de desbetreffende dat nooit gedaan, want hij onderscheidde (en onderscheidt) zich meer door optredens voor de televisie en op de opiniepagina van deze krant dan door wetenschappelijk werk. Blijkbaar weet de titel van hoogleraar op zich zelf al nog altijd ontzag in te boezemen. Bovendien: de man is progressief, en daarom wordt hem veel vergeven.
Zou deze man nog bereid zijn die stelling van 1973 te verdedigen? Stel dat Nederland toen, overeenkomstig zijn wens, de NAVO had verlaten, zou het dan meer of minder invloed op de gang van zaken in de wereld hebben kunnen uitoefenen? En zou het, nu zelfs Rusland zich als lid heeft aangemeld, zich tevreden in de handen kunnen wrijven dat het althans niet tot dit gezelschap behoorde? Het zou interessant zijn te weten wat de terugblik van de hooggeleerde is, maar nu zonder gesjoemel.
Want het is niet zijn opvatting van 1973 die vragen doet rijzen omtrent zijn kwalificaties, maar zijn gesjoemel. We hebben, in de afgelopen twintig jaar, allemaal wel eens verkeerde uitspraken gedaan, en zeker niemand heeft het tempo voorzien waarin niet alleen het Sovjet-imperium, maar zelfs de Sovjet-Unie zelf ineen is gestort (hoewel onze polemoloog beweert dat hij het allemaal wèl heeft voorzien).
Maar genoeg van dit dorpse gekissebis (dat helaas bijna onvermijdelijk is, omdat dit het niveau is waarop in ons land belangrijke kwesties pas enigszins begrijpelijk worden). Laat ons de vraag stellen of het einde van de Koude Oorlog zou zijn verhaast dan wel vertraagd als de NAVO zou zijn opgeheven (wat de impliciete wens van de verdedigers van die stelling van 1973 was).
We kunnen die vraag ook specificeren: heeft het zogenaamde dubbelbesluit van de NAVO van 1979 (tot plaatsing van middellange-afstandsraketten in Europa) - een besluit waartegen honderdduizenden in Nederland protesteerden - dit proces verhaast dan wel vertraagd. En president Reagans Strategisch Defensie-Initiatief tot het bouwen van een ondoordringbaar systeem tegen vijandelijke raketten: heeft dat het proces verhaast dan wel vertraagd? Zeker, we kunnen betogen dat het Sovjet-systeem zo verrot was dat het onvermijdelijk op den duur vanzelf - dus zonder hulp van buitenaf, in de vorm van middellange-afstandsraketten of SDI - zou ineenstorten of uiteenvallen. Slechts weinigen (zoals Amalrik en Hélène Carrère d'Encausse, die op algemene scepsis stuitten) hebben dit vóór 1989 met zekerheid durven voorspellen, en dan nog was het de vraag: over welke duur praten we? Is het een kwestie van decennia of - zoals het geval zou blijken - van twee jaar? Maar ook zonder de antwoorden op die vragen te geven of te weten, kunnen we stellen dat de NAVO, wier vroegtijdige dood de verdedigers van de stelling van 1973 wensten, de grote overwinnaar van de Koude Oorlog is. Die overwinning is zelfs groter dan de vurigste voorstander van de NAVO ooit had gedacht: alle verliezers van de Koude Oorlog willen zich er nu bij aansluiten.
Dat betekent dus dat de NAVO, hoewel de oorlog waarvan zij het produkt is afgelopen is, nog niet overbodig wordt geacht. Waarom anders die stormloop op de entree? Maar het betekent wèl dat de aard van de NAVO geheel anders wordt. Want wat zoeken die aspirant-leden? Niet de militaire bescherming van de Verenigde Staten, die tot dusver de ratio van de NAVO was; wèl de hulp van de Verenigde Staten.
De NAVO wordt dus gezien als het instrument bij uitstek van Amerikaanse invloed in Europa, misschien zelfs, afhankelijk van de wens van de Middenaziatische republieken, in Eurazië. In eerste aanleg kan de NAVO die functie vervullen door haar ‘unieke expertise en vermogens’ beschikbaar te stellen voor transport en distributie van humanitaire hulp, zoals het slotcommuniqué van de Noordatlantische Raad van 19 december zegt.
In de praktijk zal dat inhouden dat ‘de militaire apparaten van die NAVO-landen die deelnemen aan deze onderneming, gezamenlijk en met anderen, inclusief Sovjet-militairen, zullen samenwerken om het menselijk lijden te verlichten’. Een volstrekt andere functie dus dan die welke de NAVO sinds 1949 vervulde; en een in beginsel tijdelijke functie, want eens zal die hulp, naar we moeten hopen, niet meer nodig zijn.
Maar het is denkbaar dat die tijdelijke functie gewoonten en verbanden schept die het waard zijn geïnstitutionaliseerd te worden. Het ligt dan voor de hand dat de organisatie van de NAVO, met haar ‘unieke expertise en vermogens’, ook daarvoor gebruikt zou worden. Zij die de Amerikaanse aanwezigheid in Europa, in welke vorm dan ook, bestendigd willen zien, zullen dit toejuichen, ook als dit de CVSE (Conferentie voor vrede en samenwerking in Europa) en een pan-Europese confederatie (president Mitterrands lievelingsidee) grotendeels overbodig zou maken.
Veel, zo niet alles, hangt af van de Verenigde Staten. Zet daar, aangewakkerd door de aanhoudende recessie, het gevoel door dat Amerika nu lang genoeg overal het voortouw heeft genomen, ten detrimente van welvaart en welzijn in eigen land, dan kunnen we de NAVO, in welke functie dan ook, op den duur wel vergeten. Weliswaar is het leiderschap van de Verenigde Staten niet onbetwist, maar gebleken is dat het leiderschap van enig ander land nog veel betwister is. Daarom kan de Europese Gemeenschap - het is in Joegoslavië gebleken - niet als substituut dienen voor een organisatie die door de Verenigde Staten geïnspireerd, zo niet geleid, wordt.
NRC Handelsblad van 24-12-1991, pagina 9