Proliferatie van staten
Enige tijd geleden sprak de Tweede Kamer de wens uit dat Nederland aan zijn sympathie voor de herwonnen onafhankelijkheid van de drie Baltische landen kracht zou bijzetten door de vestiging van ten minste één ambassade in dat gebied. Minister Van den Broek zei dat hij het geld er niet voor had, en daarmee was de kous af. Nu heeft onze ambassadeur in Stockholm Letland en Litouwen onder zijn hoede, en onze man in Helsinki Estland.
Dit is nog maar een voorproefje van wat ons te wachten staat als de desintegratie van wat eens de Sovjet-Unie was verder doorzet. Nu al heeft Boris Jeltsin, president van Rusland gezegd dat het Sovjet-ministerie van buitenlandse zaken met negentig procent moet worden besnoeid en zijn taak zal moeten beperken tot coördinatie van de buitenlandse politiek van de twaalf overgebleven republieken.
Er is alle kans dat dit inderdaad het vooruitzicht is. Het nationalisme in die republieken wordt met de dag sterker. Het keert zich niet zozeer tegen het centrum - want dat is er vrijwel niet meer - als wel tegen Rusland, welks hegemonische ambities worden gevreesd. In het licht van die vrees is het zelfs de vraag of er iets van die door Jeltsin nog gedulde coördinatie terecht zal komen.
Trouwens, ook los van dat nationalisme dat overal de kop opsteekt, zal zo'n coördinatie buitengewoon moeilijk zijn. De buitenlands-politieke belangen van een republiek als Tadzjikistan, dat aan Afghanistan grenst en waar een Perzische taal gesproken wordt, zijn onvermijdelijk verschillend van die van Rusland dat zichzelf als geworteld in Europa ziet, zo zei Ruslands minister van buitenlandse zaken, Andrej Kozyrev, tegen The Wall Street Journal. Hoe moeten die uiteenlopende belangen, en die van de tien andere republieken, gecoördineerd worden?
Dit is overigens een vraag die net zo goed gesteld kan worden aan degenen die één buitenlandse politiek voor de Europese Gemeenschap propageren. De buitenlands-politieke belangen van het mediterrane Italië zijn niet noodzakelijkerwijze dezelfde als die van het noordelijke Denemarken. Of die van Frankrijk dezelfde als die van Duitsland.
Maar, toegegeven, de verschillen in de voormalige Sovjet-Unie zijn nog groter. En toch zullen die belangen gecoördineerd moeten worden, al was het alleen maar omdat de nalatenschap van de Sovjet-Unie een permanente zetel in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties bevat. De stem van degeen die die zetel inneemt, moet de politieken van al de republieken weerspiegelen, zegt Kozyrev. Ga daar maar eens tegenaan staan!
Er is nòg een verschil tussen de situatie in West-Europa en die in de voormalige Sovjet-Unie; in vier van die republieken, Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland en Kazachstan, staan strategische kernwapens opgesteld, en over alle republieken zijn er ontelbaar vele tactische kernwapens verspreid. Het is helemaal niet zeker dat althans sommige hunner niet sommige van die wapens achter de hand zullen willen houden - hetzij als stok achter de deur in hun conflicten met andere republieken, hetzij als deviezenopbrengend uitvoerprodukt.
‘Nooit zal Europa een toestand hebben gekend die zo gevaarlijk is als die welke voor zijn poorten aan het ontstaan is’, schrijft Jacques Amalric in Le Monde van 7 november. Maar waar blijven de honderdduizenden die tien jaar geleden de straten vulden om te protesteren tegen een toestand die veel minder gevaarlijk was? Als het IKV op zoek is naar een nieuwe taak, is die misschien daar te vinden.
In elk geval: het gevaar dat zich aankondigt, maakt het nodig dat het Westen de fictie opgeeft dat er een Sovjet-Unie bestaat met een centraal gezag, dat zijn enige gesprekspartner is in nucleaire zaken. Dat gezag is er niet meer. Wil het Westen voorkomen dat er meer staten ontstaan die de beschikking hebben over kernwapens, dan zal het zich direct met de afzonderlijke republieken moeten verstaan.
Nederland is een van de landen die vanouds gehamerd hebben op het belang van nucleaire non-proliferatie. Uit dien hoofde zou het voorstander moeten zijn van directe betrekkingen met de erfopvolgers van de Sovjet-Unie. Maar in werkelijkheid is Nederland een van de landen die tot het bittere einde vasthouden aan de fictie van het voortbestaan van de eenheidsstaat of die nu Joegoslavië dan wel Sovjet-Unie heet.
Natuurlijk wordt hier niet bepleit dat Nederland in zijn eentje al die republieken gaat erkennen. Vooral wanneer het om nucleaire zaken gaat, zal in grotere verbanden moeten worden geopereerd. Maar de nucleaire problematiek doet niet anders dan een ontwikkeling te dramatiseren die na de ineenstorting van het communisme onvermijdelijk lijkt: een proliferatie van staten.
Als Nederland al niet het geld en, naar we mogen aannemen, de mankracht heeft om diplomatieke posten in de Baltische landen te vestigen, hoeveel minder mogelijkheden heeft het zijn belangen in de twaalf republieken die nu nog de Sovjet-Unie uitmaken, te behartigen - om niet te spreken van het nog onbekende aantal republieken waarin Joegoslavië uiteindelijk zal uiteenvallen!
Dit vooruitzicht zou een extra stimulans moeten zijn om tot een gemeenschappelijke buitenlandse politiek van de Europese Gemeenschap te komen, ware het niet dat de uiteenlopendheid van de belangen der lidstaten de weg daarnaartoe verspert. Praktische samenwerking - in de vorm bijvoorbeeld van gemeenschappelijke ambassades - met landen in een soortgelijke positie, zoals België, Luxemburg, de Scandinavische landen (die, stuk voor stuk, nog minder mogelijkheden dan Nederland hebben overal ter wereld diplomatiek vertegenwoordigd te zijn), is dan wellicht een uitweg.
NRC Handelsblad van 12-11-1991, pagina 9