Aangeschoten wild
Onlangs zei staatssecretaris Dankert, die dikwijls leuker probeert te zijn dan hij is, tegen een commentator dat deze vaker ongelijk dan gelijk had. Misschien is dat ook wel zo, maar het is voor een commentator minder erg ongelijk te hebben dan voor een bewindsman ongelijk te krijgen.
Dat laatste nu is met Dankert gebeurd, wiens plan voor een Europese politieke unie door Nederlands partners in de Europese Gemeenschap bijna unaniem aan stukken is gescheurd. Zeker, verantwoordelijk voor deze ongekende diplomatieke nederlaag is de minister, maar Dankert geldt algemeen als de Urheber van het plan dat Nederland ter tafel legde.
In een gezond nationaal bestel zouden de verantwoordelijke bewindslieden om zo'n déconfiture zijn afgetreden of tot aftreden gedwongen. Maar het internationale bestel kent zo'n procedure van afrekening nog niet. Het Europese Parlement is machteloos.
Weliswaar zal de Tweede Kamer het de twee bewindslieden volgende week niet gemakkelijk maken, maar zij zal er - terecht - voor terugschrikken hen naar huis te sturen: de Europese Gemeenschap zou zonder voorzitter komen te zitten, en dat zouden de partners Nederland nog meer betaald zetten dan het plan dat ze het dwongen terug te trekken.
De afrekening blijft dus ergens in de lucht hangen, en dat is staatsrechtelijk hoogst onbevredigend. Maar we kunnen er zeker van zijn dat Nederland wel op andere wijze de gevolgen van zijn onberaden optreden te voelen zal krijgen. Het is op zich zelf al vernederend dat nu verder - onder Nederlands voorzitterschap! - onderhandeld zal worden op basis van een Luxemburgs plan, dat Nederland, hooghartig, niet goed genoeg vond.
De twee bewindslieden die deze week openlijk de kous op de kop kregen, zijn aangeschoten wild. Of ze voldoende gezag overgehouden hebben om de zaak nog enigszins in de door Nederland gewenste richting te sturen, moet afgewacht worden. Gewoonlijk is men in het internationale verkeer niet teder tegenover elkaar - zeker de groten tegenover de kleinen niet.
Het is zelfs heel wel denkbaar dat onze minister-president het voorzitterschap van de Europese Commissie (mocht hij dat ambiëren) door de neus geboord zal worden.
The Times van dinsdag schreef over Nederlands optreden: ‘Het is een diplomatieke blunder, verergerd door Lubbers' weigering zulke onzin te verwerpen’.
Niet dat Nederland daar rouwig om zou moeten zijn, want wat heeft het aan een Nederlander als voorzitter van de Commissie? Als het goed is, moet die voorzitter boven de naties staan, dus elke schijn van bevoordeling van zijn land van herkomst schuwen. Maar ja, het is de eer, hè? Nu, waarom zouden de partners Nederland die gunnen na de ‘blunder’ van deze week? Ook Lubbers' krediet is aangetast.
Natuurlijk komen de Nederlanders met verweer. Het was toch een goed plan, zeggen zelfs leden van de oppositie. Maar daar gaat het helemaal niet om! Het gaat erom of het aanvaardbaar was voor de partners, en dat was kennelijk niet zo. Het is weer het verschil tussen gelijk hebben en gelijk krijgen. In het eerste is Nederland sterk (in eigen ogen althans), in het tweede minder.
Het gaat er zelfs niet om of de partners het Nederlandse plan dat ze in de grond stampten, al dan niet gelezen hadden. Dankert verzekerde na afloop herhaaldelijk dat ze het niet gelezen hadden. En wat dan nog? Dan had de Nederlandse diplomatie er maar voor hebben moeten zorgen dat ze het wèl gelezen hadden - bijvoorbeeld door ze meer tijd te gunnen - of een plan moeten produceren met meer kans op succes.
De hele tragikomedie doet denken aan een replay van de Indonesische kwestie. Ook toen was Nederland er heilig van overtuigd in zijn gelijk te staan, maar niet begrepen te worden door de anderen. En ook toen produceerde Nederland plan na plan, die, zo klaagde het, door de anderen niet serieus genomen werden. Misschien had Nederland wel gelijk, maar het kreeg het niet. En om het laatste gaat het. Sommige nationale eigenschappen vergaan nooit.
Maar was het plan dat Nederland had ingediend, werkelijk zo'n goed plan (afgezien dan van het kleine inconveniënt dat het voor de anderen onaanvaardbaar was)? Blijkens een bericht in onze krant van dinsdag steunt een grote meerderheid in de Tweede Kamer dat plan nog steeds - ook na de verwerping ervan door de partners. Dus blijkbaar was het een goed plan.
Maar was dat wel zo? Het hangt er maar van af of de supranationaliteit (die het plan sterk ademde) altijd in het belang van Nederland is. De grote meerderheid in de Kamer blijft dit axioma kennelijk aanhangen, en daarom vindt zij het plan nog altijd goed.
Is het niet eens tijd dit axioma te onderzoeken, wat de Kamer nooit gedaan heeft? Weliswaar hebben de PvdA-er Wöltgens en de liberale Europarlementariër Gijs de Vries weleens een vraagteken achter dit axioma gezet, maar tot een uitwerking van die twijfel is het nooit gekomen. Er rust blijkbaar nog een altijd een taboe op.
Moediger is het Kamerlid Van Middelkoop van het GPV: ‘In Nederland is veel te gemakkelijk en te naïef gepraat over een federatief ideaal. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de gang van zaken in Brussel niet alleen pijnlijk is voor Van den Broek, maar voor alle grotere politieke partijen in Nederland. Zij hebben de regering gedwongen tot het doen van voorstellen die zo in Straatsburg hadden kunnen worden geschreven’. (Inderdaad, Dankert is niet voor niets voorzitter van het Europese Parlement geweest!).
Van Middelkoop wil dan ook snel een debat over dat federatieve ideaal, ‘om te voorkomen dat Nederland nog meer buiten de realiteit van de machtsverhoudingen in Europa komt te staan’. Het GPV is maar een kleine partij (maar niet zo heel veel kleiner dan Nederland in Europa is).
Belangrijker is dat het, anders dan de grote partijen, nagedacht heeft over de positie van Nederland in Europa. Maar of het daarmee, in Nederland, gelijk krijgt?
Maar op korte termijn komt het op schadebeperking aan. En daarbij ligt de schade niet eens zozeer in het feit dat Nederland niet heeft gekregen wat het wilde als wel in de grote kans dat het nu krijgt waartegen het zich vanouds met hand en tand verzet heeft, namelijk dat de grote mogendheden, geërgerd door het onvermogen, het dilettantisme, of de eigenwijsheid van de kleinen, de Europese zaken nu zelf maar gaan bedisselen. Dat zou het faillissement van Nederlandse buitenlandse politiek compleet maken.
Bij al deze misère is er één lichtpunt. België was deze week in Brussel de enige partner die Nederland steunde. Dat verdient een eresaluut, te meer omdat België, als het in Nederlandse schoenen zou hebben gestaan, de zaak zeker veel handiger zou hebben gespeeld. De zin voor het compromis is in België evenzeer een nationale eigenschap als star legalisme dat in Nederland is.
We mogen benieuwd zijn of Nederland België deze dienst zal vergelden en, zo ja, hoe. Misschien is dit wel het begin van een bloeiende Beneluxpolitiek (die, rationeel gesproken, zo voor de hand ligt). Zo ja, dan zal het debâcle van deze week toch nog ergens goed voor zijn geweest.
NRC Handelsblad van 04-10-1991, pagina 7