Genoeg aan zijn eigen kwaad
‘Verscheidene malen in zijn geschiedenis heeft Rusland zich in Europa, zijn cultuur, zijn waarden willen integreren. Tot dusver is het daar nooit werkelijk in geslaagd, maar het is nooit zo dicht bij dit doel geweest als vandaag.’ Aldus Daniel Vernet, een van de sovjetologen van Le Monde (dat dagblad heeft er ten minste vier: behalve Vernet, ook nog Tatu, Féron en Amalric, wat niet altijd tot de duidelijkheid bijdraagt) in het nummer van 12 september.
Vernets uitspraak verdient één correctie: het is niet zozeer Europa waarbij Rusland - trouwens, alle deelstaten van de voormalige Sovjet-Unie - zich wil aansluiten als wel het door de Verenigde Staten overheerste wereldsysteem, benevens de cultuur en de waarden daarvan.
Zeker, Russen en anderen spreken wel eens van de Zweedse verzorgingsstaat als het maatschapelijk ideaal dat zij nastreven, maar afgezien van het feit dat dat ideaal nu ook duidelijk uit zijn voegen aan het barsten is, is het eigenlijk de Amerikaanse welvaart en de Amerikaanse way of life - waarvan ze via films en andere manifestaties een veel concreter (zij het niet noodzakelijkerwijs correct) beeld hebben dan van het Zweedse model - die hen aantrekken.
Trouwens, wat hen in Europa aantrekt, is voorlopig ook de ‘Amerikaanse’ kant ervan: de welvaart. De andere kant - de sociale voorzieningen - ligt voorlopig nog zo ver buiten hun bereik, dat die voor hen helemaal geen realiteit is. Ja, voor zover die kant zich vereenzelvigt met ‘socialisme’, moeten ze er juist helemaal niets van weten. Van socialisme, in welke vorm dan ook, hebben al de volken van Oost-Europa de buik vol.
En de culturele kant van Europa? Oefent die geen aantrekkingskracht op Russen en andere Oosteuropeanen uit? Laten we eerlijk zijn: is de Europese consumptiecultuur niet als twee druppels water gelijk aan de Amerikaanse? En de cultuur-in-engere-zin dan? Die is het origineelst en interessants in New York.
Dus laten we ons geen illusies maken wanneer de Oosteuropeanen zeggen dat ze zich zo graag in Europa willen integreren. Wij zouden dan dezelfde fout begaan als toen wij ons in een roes lieten brengen door de vele lofredes die we de laatste 45 jaar over Europa en zijn bijzondere cultuur hebben moeten aanhoren. Nee, in werkelijkheid is het al Amerika geweest wat de klok luidde - en nog luidt.
We mogen het betreuren of niet, de historicus M.C. Brands had gelijk toen hij, verleden week dinsdag, in een rede voor de Marinestafschool, die haar zeventigjarig bestaan vierde, de retorische vraag stelde: ‘Wie kan zich een gemeenschappelijk militair Europees optreden voorstellen zonder de Amerikaanse initiërende en leidinggevende rol?’
De Golfoorlog heeft duidelijk aangetoond dat Europa nog ‘lichtjaren’ verwijderd is van een gemeenschappelijk veiligheidsbeleid. ‘Joegoslavië en de relaties met Moskou maken dat, naast de Golfervaringen, maar al te duidelijk.’
Ook J.J.C. Voorhoeve, directeur van het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael, zei bij die gelegenheid dat zonder Amerikaanse leiding Frankrijk, Duitsland en Engeland tijdens het Golfconflict niet op één lijn zouden zijn gekomen. ‘En zonder het Amerikaanse commando was de agressie niet ongedaan gemaakt.’
De macht ligt dus nog altijd bij Amerika, en naar de macht graviteren alle zwakkeren - tegenwoordig ook Rusland. Het machteloze Europa kan die functie nog in geen lichtjaren vervullen. Europa's aantrekkingskracht is dus op z'n minst zeer betrekkelijk.
Moeten we deze pax americana, met al haar culturele en andere parafernalia, onvoorwaardelijk toejuichen? In de eerste plaats: voorlopig mogen we blij zijn dat het Amerika, en niet een andere supermogendheid, is dat zijn ordenende macht over de hele wereld laat gelden. Zelden in de geschiedenis is een hegemoon zo verdraagzaam geweest jegens afwijkingen en afvalligen. Het Amerikaanse imperialisme is een imperialisme ondanks zichzelf.
Ook mogen we blij zijn dat Amerika die rol toevalt onder het presidentschap van een man die haar tot dusver met tact, zelfbeheersing, vastberadenheid en kennis van zaken heeft weten te spelen. Dat zou anders zijn geweest als de in wezen luie Ronald Reagan nog president was geweest - al mogen we zijn bijdrage aan het eind van de Koude Oorlog niet onderschatten (zij is zeker beslissender geweest dan die van onze vredesbewegingen).
Het toeval speelt dus ook een rol in de geschiedenis, en dat maakt dat er geen reden is nu maar te doen alsof er geen wolkje meer aan de lucht is. Bovendien is in de geschiedenis iedere eenheid - en onder Amerika heeft de wereld een zekere eenheid bereikt - vroeg of laat in zijn delen uiteengevallen. Er is evenmin reden aan te nemen dat dit deze keer niet zal gebeuren.
Hoe dit zal gebeuren - als dit zal gebeuren -: doordat de Amerikaanse hegemonie onvermijdelijk reactie en oppositie zal genereren dan wel doordat de hegemoon te zeer met interne moeilijkheden behept zal zijn om zijn hegemonie met effect te kunnen blijven uitoefenen, is niet te zeggen. Op het ogenblik lijkt de tweede oorzaak het waarschijnlijkst.
Maar laten we met de evangelist zeggen: ‘Maakt u niet bezorgd tegen den dag van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad’.
NRC Handelsblad van 17-09-1991, pagina 9