Eigen argumenten ontkracht
We mogen aannemen dat de ministers van buitenlandse zaken en defensie luisteren naar de adviezen van de Adviesraad Vrede en Veiligheid. Als deze vooronderstelling juist is, dan is de voorzitter van die Adviesraad een gezaghebbend man. Reden te meer om het artikel van prof. dr. A. van Staden, de huidige voorzitter, in de krant van 17 juli serieus te nemen.
Hierin betoogt hij dat ‘uitbreiding van het werkterrein van de Europese Gemeenschap met de veiligheidspolitiek en de defensie, ook vanuit de Nederlandse situatie bezien, in beginsel steun verdient.’ Dat betekent dat wij ‘voortaan minder op de Amerikanen moeten vertrouwen en ons lot meer, via een Europese defensiepijler, met de Fransen moeten verbinden’ (dit laatste is een citaat uit mijn artikel van 12 juli, dat Van Staden zonder protest weergeeft).
Een reeks van argumenten voert Van Staden voor die stelling aan. De kwaliteit en de zekerheid van de Amerikaanse bescherming zullen de komende jaren so wie so afnemen. Daaruit alleen al vloeien voor Europa ‘consequenties van een grotere Europese verantwoordelijkheid’ voor eigen defensie voort.
Tweede argument: het is ook voor Nederland van groot belang dat Duitsland, ook op het gebied van veiligheidspolitiek en defensie, verankerd blijft in een hechte Europese constructie. Deze zou meer garantie bieden tegen een eventuele renationalisering van de (Duitse) strijdkrachten dan de NAVO kan doen.
Derde argument: in het externe optreden van de Europese Gemeenschap valt steeds moeilijker een scheiding te handhaven tussen economische en veiligheidspolitieke aspecten. Kijk maar naar de rol die de Gemeenschap nu in de Joegoslavische crisis speelt - onder hartelijk applaus van de Amerikanen.
Deze agumenten zijn zeker zwaarwegend, maar ze moeten wel heel zwaar wegen om de doorslag te geven tegen de tegenargumenten die Van Staden ook noemt. Deze zijn in de eerste plaats dat Amerika oneindig sterker en politiek betrouwbaarder is dan Frankrijk, dat de hoofdrol zou spelen in een Europese defensieorganisatie. (Daar staat tegenover, zegt Van Staden, dat Frankrijk geografisch met de Europese veiligheid is verbonden en de VS niet).
Nu, er moet wel heel veel tegenover staan, wil je een Nederlands publiek het gevoel geven dat zijn veiligheid gediend is met het leiderschap van een land welks politieke betrouwbaarheid - althans volgens de voorzitter van de Adviesraad Vrede en Veiligheid (en die kan het weten, zou je zeggen) - op z'n minst twijfelachtig is. Het argument van Frankrijks geografische nabijheid is daarvoor niet sterk genoeg, zo het niet zelfs afschrikt.
De balans slaat nog meer door naar Van Stadens eigen tegenargumenten wanneer hij erkent dat een Europese defensiepijler niets voorstelt zolang de Fransen zelf weigeren afstand te doen van een strikt nationale verdediging. Maar zelfs dat ontmoedigt hem niet. Hij ziet wel kansen de Fransen te strikken:
‘De kansrijkste strategie is het formeel en materieel koppelen van het streven naar Europese defensie aan andere terreinen van samenwerking in het kader van de Europese Gemeenschap. Op deze manier ontstaat de mogelijkheid het inwilligen van Franse verlangens op, bijvoorbeeld, het gebied van landbouw of monetair beleid afhankelijk te maken van Franse inschikkelijkheid in militaire aangelegenheden’.
Heel slim! Net zo slim als in 1965 de Europese Commissie dacht te zijn toen zij invoering van meerderheidsbesluiten in de ministerraad van de gemeenschap (waar Frankrijk fel tegen was) koppelde aan een voor Frankrijk gunstige financiering van het landbouwbeleid. Die deal zou, dacht de Commissie, president de Gaulle, in het licht van de komende presidentsverkiezingen (waarbij de stemmen van het platteland zwaar zouden wegen), niet kunnen weigeren.
Welnu, dit bleek een volstrekte misschatting van de Gaulle door de politici van de Commissie. Als iemand niet te vinden was voor zo'n koehandel met Frankrijks soevereiniteit, dan de Gaulle wel. De Franse president beantwoordde dit voorstel met een boycot van de vergadering van de ministerraad, dus met een feitelijke lamlegging van de Gemeenschap, die zeven maanden duurde en eindigde met, in de praktijk, een Franse overwinning.
Nu is president Mitterrand de Gaulle niet. Maar uit alles blijkt dat hij het beleid van zijn illustere voorganger (en tegenstander) heel goed bestudeerd heeft, ja zelfs in vele opzichten navolgt. Het is dus helemaal niet zeker dat hij zo makkelijk zal trappen in een val als Van Staden schijnbaar zo handig voor hem heeft opgezet.
Kortom, Van Staden heeft nog niet overtuigend aangetoond dat op dit ogenblik de voordelen van een Europese defensieorganisatie zoals die hem voor ogen staat, voor Nederland groter zijn dan de nadelen. Zolang Amerika's desinteresse in Europa niet veel sterker is dan het nu is - en nu valt het nog erg mee! - heeft het geen zin zich vast te leggen op een Europese constructie die op z'n minst even, zo niet meer, onzeker is als de Amerikaanse bescherming.
NRC Handelsblad van 26-07-1991, pagina 7