Het recept van Petrucci
Bij het opruimen van mijn bureau stuitte ik op een paar knipsels die ik indertijd opzij had gelegd voor het geval dat. Maar dat geval had zich nooit voorgedaan. Of beter: het geval had zich misschien wel voorgedaan, maar dan had ik het knipsel vergeten dat ik zo mooi en toepasselijk had kunnen citeren.
Twee knipsels waren met een paperclip aan elkaar gehecht. Het ene bevatte een citaat van de Duitse minister van buitenlandse zaken, Hans-Dietrich Genscher, uit een interview met hem in Der Spiegel van 1 oktober 1990; het andere een uitspraak van Pandolfo Petrucci, magistraat in het vijftiende-eeuwse Siena.
Het eerste luidt: ‘Dit alles betekent hoe belangrijk het is de historische dimensies van de politiek juist te taxeren. Men kan dat alleen maar als men de politieke ontwikkelingen met een duidelijk concept volgt en niet op actuele gebeurtenissen reageert’.
En het tweede: ‘Omdat ik zo weinig mogelijk vergissingen wil begaan, regeer ik naar de dag en regel mijn zaken bij het uur. Want de tijden zijn machtiger dan ons brein’. Dit citaat had ik gevonden in Het einde van de politiek?, de rede waarmee Bart Tromp op 26 maart 1990 het ambt van bijzonder hoogleraar in de theorie en geschiedenis van de internationale betrekkingen had aanvaard aan de Universiteit van Amsterdam
Het is duidelijk waarom ik die twee uitspraken samen had bewaard: ze spreken elkaar tegen. Genscher kan, althans volgens eigen zeggen, politiek slechts op grond van een duidelijk concept bedrijven; voor Petrucci zijn concepten alleen maar ballast, die tot vergissingen kunnen leiden; hij bedrijft politiek van dag tot dag, ja van uur tot uur.
Nu is er een verschil tussen het twintigste-eeuwse Duitsland, waar een politicus zijn beleid tegenover het publiek moet verantwoorden, en het middeleeuwse Siena, dat, zo niet dictatoriaal, dan toch regentesk werd geregeerd - een situatie waarin concepten inderdaad overbodig zijn.
Daar komt bij dat Petrucci's recept - althans volgens Machiavelli, die er melding van maakt in zijn geschriften - misschien wel de enige manier was waarop de heerser van de kleine stad die Siena was, zich kon handhaven in de moeilijke situatie van het toenmalige Italie.
In elk geval oogst het recept Tromps waardering: ‘Er zijn tijden dat dit recept van Petrucci inderdaad de hoogste wijsheid is, niet alleen in de politiek maar ook in de politieke wetenschap. In zo'n tijd leven wij nu, en in deze situatie is het dwaas te pretenderen een diagnose van deze tijd te kunnen geven die langer stand houdt dan maanden of weken’.
Die uitspraak getuigt van bescheidenheid, misschien zelfs van wijsheid. Toch zou ik er deze kanttekening bij willen maken: wij handelen altijd op grond van concepten, zelfs als wij er ons niet bewust van zijn. Als wij, in een bepaald geval, zo en niet anders handelen, dan is het ogenschijnlijk ons instinct, onze ervaring of ons Fingerspitzengefuhl dat ons die keus doet maken, maar ook deze werken niet in een conceptueel luchtledig.
Niet lang voor zijn dood stond er in deze krant een interview met de oud-minister van buitenlandse zaken Van Kleffens, bijna negentig jaar oud.
Hierin gaf hij te kennen niets van theorieen of concepten te moeten hebben. Bij hem was het Nederlands belang steeds richtsnoer geweest. Maar berustte zijn interpretatie van dat belang in laatste aanleg niet ook op een conceptie ervan? Een ander zou wellicht, op grond van zijn interpretatie van dat belang, tot andere keuzen zijn gekomen.
Zo zal het met Petrucci ook wel zijn geweest. Zelfs het meest cynische opportunisme is, per slot van rekening, een conceptie. Zelfs de meest cynische opportunist kiest wat hem - voor zichzelf of, in het geval van Petrucci, voor de stad Siena - goeddunkt. Welnu, die keus tussen goed en minder goed berust ook hier op een - al is het nog zo primitieve - conceptie.
Met deze kanttekening bestrijd ik niet Tromps uitspraak dat ‘het dwaas is te pretenderen een diagnose van deze tijd te kunnen geven die langer stand houdt dan maanden of weken’. We handelen op grond van concepties - kunnen niet anders -, maar weten inderdaad niet of die concepties nog toepasselijk zijn op deze tijd.
Daarom zou het zo nuttig zijn te weten wat het ‘duidelijke concept’ is waardoor Genscher zegt zich te laten leiden bij het taxeren van de politieke ontwikkelingen. Uit de vele interviews die hij, voor de televisie en in de geschreven pers pleegt te geven, is dat nooit helemaal duidelijk geworden. Soms krijgt men de indruk dat hij nogal gemakkelijk van conceptie wisselt.
Terug naar Tromp: hoewel hij het dwaas vindt een diagnose van deze tijd te geven die langer standhoudt dan maanden of weken, meent hij toch dat sommige ideeen van Carl Schmitt (1888-1985), die hij ‘de laatste grote politieke theoreticus van het Europese statenstelsel’ noemt, ‘door de ontwikkelingen van het laatste jaar (1989) niet werkelijk aangetast’, dus blijkbaar nog bruikbaar zijn voor een diagnose van deze tijd.
Schmitts leidende gedachte, uiteengezet in Der Begriff des Politischen (1927), is dat de eigenlijke politieke onderscheiding die tussen vriend en vijand is. Het woord vijand is ongelukkig gekozen, hoezeer Schmitt ook moeite doet uit te leggen dat hij het woord moreel en ideologisch neutraal hanteert (voor classici: hostis, niet inimicus; polemios, niet echthros).
Wanneer we in plaats van vijand tegenstander lezen, dan is Schmitts stelling onaanvechtbaar. Geen politiek zonder verschil van meningen, zonder conflict, dus zonder tegenstander. Of zoals Michel Korzec in Intermediair van deze week schrijft: ‘Maar als je geen conflicten meer hebt, waarvoor heb je dan nog politieke partijen en democratie nodig’?
Dat is toch een conceptie die, impliciet of expliciet, haar geldigheid behouden heeft? P.S. Mijn stuk van 16 juli, dat over Nicaragua en de DDR ging, droeg de raadselachtige kop ‘Vijgebladen in de manege van Berlijn’. In de kopij had gestaan: ‘Vijgebladen in Managua en Berlijn’. In het stuk zelf stond dat vrije verkiezingen in Hongarije de communisten in hun macht hadden bevestigd. In de kopij had gestaan: in Bulgarije.
NRC Handelsblad van 19-07-1991, pagina 7