Nederlander, socialist en gaullist?
In zijn pogingen het ideaal van de Europese eenheid te verzoenen met zijn veiligheidsbehoeften, die eisen dat de band met de Verenigde Staten niet verbroken wordt, bewandelt Nederland, zo betoogt Paul Scheffer in een artikel in de krant van 28 mei, ‘twee wegen tegelijk’: de weg van de macht en de weg van de rechtsorde.
Twee wegen tegelijk bewandelen: dat is niet gemakkelijk, zo het niet onmogelijk is. ‘De taal van de macht en die van het recht lopen nu eenmaal uiteen.’ Niet alleen is het, op z'n minst, niet gemakkelijk beide te verzoenen; de poging ertoe leidt ook tot allerlei onduidelijkheden - althans bij degenen die naar de acrobatiek kijken.
Duidelijkheid is dus gewenst. De een zal daarom zeggen: kies voor veiligheid met Amerika boven Europese integratie (dat was de teneur van een ‘discussiestuk’ dat Nederland eind maart aan zijn Europese partners stuurde). De ander zal de voorkeur geven aan Europese integratie - ook op defensiegebied -, met het argument dat de militaire betrokkenheid van Amerika met Europa sowieso minder zal worden.
Dat laatste is het standpunt van Scheffer, met dien verstande dat hij niet erg gelooft in de mogelijkheid dat Europa werkelijk ooit een zal worden. We mogen al blij zijn met ‘het simpele feit van samenwerking, overleg, compromisvorming’. ‘Dan gaat het niet meer om optimale zekerheden, maar om een beperking van de risico's. Dan is de “keuze” niet tussen Frans en Amerikaans leiderschap, maar tussen een verdeeld en een in beperkte zin samenwerkend Europa’.
Wat dat betreft, is Scheffer kennelijk een voorstander van de gaullistische en daarom door iedere rechtgeaarde Nederlander verworpen conceptie van een ‘Europa der staten’. En evenals bij De Gaulle (die hij overigens niet noemt) is bij Scheffer het uitgangspunt van zijn scepsis ten aanzien van Europese integratie de erkenning dat ‘wantrouwen tussen de naties de natuurstaat’ is. ‘We mogen blij zijn met alles wat zich daarboven - boven dat wantrouwen - verheft.’
Het is een voor Nederlandse oren cynische uitspraak, en Scheffer schrikt er zelf dan ook een beetje van, want hij haast zich te zeggen: ‘Dat is overdreven minimaal geformuleerd.’ Integendeel, Scheffers stelling gaat nog niet ver genoeg: wantrouwen tussen naties is niet alleen de natuurstaat, het is zelfs de reden van bestaan voor een natie.
Immers, als alle naties elkaar zouden vertrouwen, zouden ze al lang een zijn. Het niet gelijk aan de andere willen zijn - waarin al de kiem van wantrouwen verborgen ligt - is de reden van bestaan, de reden van de afzonderlijkheid van iedere natie. In werkelijkheid houden volken niet van elkaar.
Zeker, individuen in de ene natie houden wel eens van individuen in een andere natie of zelfs van een andere natie in haar totaliteit.
Maar we hebben het niet over individuen, maar over collectiviteiten, wat heel iets anders is. De uitzondering is dat naties wel eens houden van verre naties, maar dan is het wat een Duitser eens genoemd heeft: Fernliebe aus Nachbarhass.
Ook marxistische pogingen tot oplossing van het nationaliteitenprobleem - pogingen in welker succes ook vele niet-marxisten lange tijd geloofd hebben - zijn mislukt, ja lijken in de Sovjet-Unie en Joegoslavie de tegenstellingen tussen de betrokken naties alleen maar te hebben verhevigd.
Misschien dat de minder ambitieuze, minder gewelddadige opzet van de Westeuropese integratie meer succes zal hebben, maar laten we niet vergeten dat aan de wortel van die poging wantrouwen lag: wantrouwen jegens Duitsland, dat de anderen juist door integratie wilden binden.
Dit motief steekt nog altijd zo nu en dan zijn kop op, en niet alleen in Frankrijk. Zal dit oermotief zich nog eens wreken?
In elk geval lijken er grenzen aan de Europese integratie te zijn, en alleen al om die reden dient dit ‘wereldvreemde ideaal dat onze diplomatie tot norm heeft verheven’ (Paul Scheffer) geen voorrang boven veiligheid te krijgen.
Overigens is ‘onze diplomatie’ minder wereldvreemd dan Scheffer doet voorkomen, want zij heeft, zo meldde Rob Meines in de krant van 29 mei, haar verzet tegen een opwaardering van de Europese Raad - een orgaan dat niet in de integratiefilosofie past - opgegeven, onder handhaving van de prioriteit van de Navo in de veiligheids- en defensiediscussie in Europa. Dus opnieuw: veiligheid voor integratie.
Daarmee is een eind gekomen aan het bewandelen van twee wegen en heeft, naar we mogen hopen, het Nederlandse standpunt aan duidelijkheid gewonnen. Wat echter nog niet duidelijk is, is hoe Scheffer, die medewerker aan de Wiardi Beckmanstichting en dus sociaal-democraat is, zijn stelling dat ‘wantrouwen tussen de naties de natuurstaat is’, verzoent met zijn sociaal-democratische ideologie, die immers, als zij tenminste nog iets van haar socialistische idealen heeft overgehouden, moet geloven in de goedheid van de mens als natuurstaat, met als gevolg vriendschap en vertrouwen tussen de naties. P.S. In mijn artikel van 24 mei was er sprake van het prestigieuze Newyorkse instituut Council of Foreign Relations. Dat of had on moeten zijn, zoals ik trouwens had geschreven.
NRC Handelsblad van 31-05-1991, pagina 9