Na 44 jaar een nieuwe breuk?
‘Ik geloof dat het het beleid van de Verenigde Staten moet zijn steun te geven aan vrije volken die zich verzetten tegen pogingen hen te onderwerpen door middel van gewapende minderheden of druk van buitenaf.’ In deze ene zin, onderdeel van een lange boodschap die president Truman op 12 maart 1947 in een gezamenlijke zitting van Senaat en Huis van Afgevaardigden voorlas, ligt de zogenoemde Trumandoctrine besloten, die een breuk met een isolationistisch verleden betekende en tot op vandaag de politiek van de Verenigde Staten zou bepalen.
Sommigen hebben het al dadelijk betreurd dat, omdat het niet mogelijk was het Amerikaanse volk eerlijk te zeggen dat het ging om het herstel van een bedreigd machtsevenwicht in de wereld - voor de Amerikanen was macht immers, net als voor ons Nederlanders, iets onzindelijks -, Truman zijn toevlucht moest nemen tot een ideologische rechtvaardiging van zijn nieuwe politiek. Dat zou de Verenigde Staten in moeilijkheden (en tot schijnheiligheden) brengen, wanneer het nodig zou blijken, ter wille van het machtsevenwicht, allerlei onfrisse regimes te steunen.
Toch deed een van zijn opvolgers, president Kennedy, er onbezorgd nog een schepje op door, in zijn inhuldigingsrede van januari 1961, uit te roepen dat overal waar de vrijheid in gevaar was, de Verenigde Staten aan de kant van de bedreigden zouden zijn. Deze ideologische blanco cheque heeft uiteindelijk geleid tot de voor de Amerikanen desastreuze oorlog in Vietnam, een voor de Verenigde Staten strategisch niet erg belangrijk gebied.
Latere presidenten hebben dan ook, daartoe aangemoedigd door denkers als Kissinger en Brzezinski, herhaaldelijk geprobeerd beperkingen en prioriteiten in te voeren in de verplichtingen van de Verenigde Staten. Ja, dat had minister van buitenlandse zaken Acheson al begin 1950 gepoogd, toen hij verklaarde dat Zuid-Korea buiten de ‘perimeter’ van de Amerikaanse belangen lag - met als gevolg dat vijf maanden later Noord-Korea Zuid-Korea binnenviel.
Met de ineenstorting van het communisme en het wegvallen van de Sovjet-Unie als mogelijke bedreiger van wereldvrede of machtsevenwicht leek ook de zin van de Trumandoctrine die zo lang de Amerikaanse politiek had beheerst, te zijn weggevallen. Nu de tegenstander van bijna een halve eeuw vrijwel was uitgeschakeld, konden de Verenigde Staten overgaan tot een herziening van hun internationale politiek en een beperking van hun verplichtingen.
Maar toen kwam de Golfoorlog, en weer waren het de Verenigde Staten die het initiatief namen en tevens de leiding van een gigantische militaire operatie. Die is gelukkig voorspoedig verlopen (voor de Amerikanen en hun bondgenoten), maar heeft hen wel opnieuw aan het denken gezet - te meer omdat ze, anders dan verwacht, nog niet uit het Iraakse wespennest zijn.
Ze beseffen ook dat de Golfoorlog ook in die zin een unieke operatie was dat hij grotendeels door anderen dan de Amerikanen zelf is betaald, namelijk door Saoedi-Arabie, Koeweit, de Emiraten, Duitsland en Japan. Ja, misschien zal blijken dat de Amerikanen er nog op gewonnen hebben. In elk geval heeft de Golfoorlog een constellatie te zien gegeven die zich niet gemakkelijk laat herhalen. Reden te meer om eindelijk vast te stellen wat een Amerikaans ingrijpen waard is en wat niet.
Dat een eerste poging daartoe komt van William G. Hyland, die dezer dagen in The New York Times een verschuiving van Amerika's inspanning van buitennaar binnenland bepleit, is veelbetekenend. Immers Hyland is hoofdredacteur van het kwartaalschrift Foreign Affairs, uitgave van de Newyorkse Council of Foreign Relations, waaruit vrijwel allen voortkwamen die verantwoordelijk zijn voor de bepaling van het naoorlogse Amerikaanse buitenlandse beleid. Wanneer uit die hoek om een breuk met eigen verleden wordt geroepen, dan betekent dat wat.
Waar komt Hylands betoog op neer? Nooit zijn de Verenigde Staten minder door krachten van buiten bedreigd geweest dan nu, maar ook is nooit sinds de crisis van de jaren '30 het nationale welzijn meer bedreigd geweest: misdaad, drugs, onderwijs, de binnensteden, het begrotingstekort - dat zijn enkele van de problemen die om een oplossing roepen. Dus de Verenigde Staten moeten overgaan tot een herorientering van hun buitenlandse politiek en zich concentreren op de binnenlandse crisis.
Trouwens, het Amerikaanse volk zal niet eeuwig een politiek steunen die zich ‘moreel’ verplicht voelt iedereen te helpen, van Koerdistan tot Bangladesh, en evenmin eeuwig bereid zijn te betalen voor de verdediging van rijke Europeanen. Daarom moeten de Verenigde Staten beginnen zich ‘selectief terug te trekken’ en drastisch te snijden in hulp aan het buitenland. Dat kan allemaal veilig gebeuren, omdat de Sovjet-Unie en China voor de rest van deze eeuw geen bedreiging meer vormen.
Zeker, zulke geluiden zijn de afgelopen veertig jaar wel vaker gehoord, maar nooit nog uit het intellectuele bastion van het east-coast establishment, waarmee de naoorlogse Amerikaanse buitenlandse politiek, met haar wereldomspannend engagement, vrijwel vereenzelvigd kan worden.
President Bush behoort ook tot dat establishment, maar het is de vraag of hij gehoor zal geven aan Hylands oproep om, teneinde ‘de verschuiving van prioriteiten te dramatiseren’, te komen met een ‘brede verklaring van beginselen en doeleinden voor binnenlands beleid’, gelijk aan wat president Truman 44 jaar geleden deed voor het buitenlands beleid.
Het is de vraag of Bush daar de noodzaak van inziet. Op 4 mei zei hij, in een rede voor de Universiteit van Michigan, dat er geen wolkje aan Amerika's hemel was dat niet door ‘gewoon fatsoen’ weggewerkt kon worden. Per slot van rekening was Amerika ‘'s werelds grootste economische macht’ (maar ook grootste schuldenaar, hoewel hij dat er niet bij zei). Trouwens, ‘wanneer regeringen proberen de vrijheid te verbeteren, falen zij’.
Dat is natuurlijk wat het Amerikaanse volk graag hoort, en de Golfoorlog heeft de euforie alleen maar vergroot. Maar de Golfoorlog is onherhaalbaar, en dus zal, als president en Congres het niet doen, op een goed ogenblik de wal het schip keren. Eens zullen de binnenlandse problemen de prioriteit halen die ze zo lang hebben moeten ontberen.
NRC Handelsblad van 24-05-1991, pagina 9