Europa in reincultuur?
Aan het Europa van de toekomst wordt op twee niveaus gewerkt. Het ene niveau is dat van de regeringen en ambtenaren. Daar wordt, in twee intergouvernementele conferenties (IGC's), die hun resultaat in december aan de Europese top te Maastricht moeten voorleggen, gewerkt aan de Politieke Unie en de Economische en Monetaire Unie van de twaalf lidstaten van de Europese Gemeenschap.
Op het andere niveau voltrekken zich ook ontwikkelingen die het gezicht van Europa zullen bepalen. De landen van Midden-Europa kloppen steeds luider aan de deur van de Europese Gemeenschap en steeds duidelijker wordt het dat de Twaalf niet rustig, in een soort reincultuur, kunnen doorgaan met het bouwen aan hun Europa, zonder zich iets van de dreigende chaos voor hun deur aan te trekken.
Dat gebeurt dan ook niet. Individuele bewindslieden doen uitspraken over West-Europa's plicht tegenover Midden-Europa die het werk van de IGC's op z'n minst compliceren. Zo vindt minister Van den Broek dat de kleinere Oosteuropese landen het vooruitzicht van het lidmaatschap van de EG tegen het jaar 2000 geboden moet worden en spreekt Europees commissaris Andriessen van een ‘geaffilieerd lidmaatschap’ van die landen.
Over deze afwijking van de agenda kunnen de anderen nog hun schouders ophalen of gerriteerd hun wenkbrauwen fronsen. Moeilijker wordt dat wanneer soortgelijke geluiden uit Duitsland komen, want dat land bepaalt, door zijn gewicht en zijn geografische positie, de toekomst van Europa. Welnu, zulke geluiden komen uit Duitsland. Ja, het zijn meer dan geluiden.
Met Polen onderhandelt Duitsland op het ogenblik over een verdrag ‘over goede nabuurschap en vriendschappelijke samenwerking’, waarin de Polen voor het eerst het bestaan van een Duitse minderheid in eigen land erkennen. Als tegengebaar krijgen de Polen de toezegging dat Bonn zich sterk zal maken voor Polens toetreding tot de EG en voor de totstandbrenging van ‘cooperatieve veiligheidsstructuren’ waarin voor Polen een plaats is.
Men kan een Pools-Duitse verzoening slechts toejuichen, evenals men het slechts kan toejuichen dat, om in Van den Broeks woorden te spreken, ‘het psychologische vacuum dat die landen thans teistert en hun stabiliteit op den duur bedreigt’ gevuld wordt (die landen - want wat de Polen toegezegd wordt kan de Tsjechoslowaken en de Hongaren niet geweigerd worden) en dat ook aan hun veiligheid gedacht wordt.
Men kan dit alles slechts toejuichen, maar het wordt dan wel een heel ander Europa dan waaraan de IGC's thans onder zoveel druk - want ze moeten in december klaar zijn - werken. Om slechts een vraag te stellen: hoe moeten we ons een buitenlandse politiek voorstellen van een Europa waarvan die drie landen - om niet te spreken van Zweden, Oostenrijk of Turkije - deel uitmaken? En een veiligheidsbeleid?
Het is niet goed denkbaar dat in zo'n Europa veel zal overblijven van de supranationale conceptie die Nederland zo dierbaar is. Als Van den Broek werkelijk zo begaan is met het lot der Middeneuropeanen en werkelijk zo hecht aan de supranationale conceptie, dan moet hij toch eens duidelijk maken hoe hij beide doeleinden - integratie van de kleinere Oosteuropese landen in het moderne Europa en behoud van de supranationale conceptie - denkt te verzoenen.
Want denk maar niet dat die landen, die net zijn ontsnapt aan een veertigjarig regime van afhankelijkheid, zo gauw hun politieke soevereiniteit weer zullen willen weggeven - afgezien nog van oudere nationalistische tradities die hun dit zullen verhinderen. Trouwens, is het met landen als Engeland, Frankrijk of Spanje anders gesteld?
Het Europa dat ons te wachten staat, zal er dus, hoe dan ook, heel anders uitzien dan de schema's die op Haagse, Brusselse en andere tekentafels worden uitgewerkt. Het leven gaat door en trekt zich, hoe slordig we dat ook mogen vinden, weinig van tekentafels of IGC's aan.
Die neigen er overigens wel eens toe te vergeten dat de EG Europese Gemeenschap en niet Westeuropese Gemeenschap heet.
Het is de Duitse minister van buitenlandse zaken, Hans-Dietrich Genscher, die daar zondag aan herinnerde in een rede te Darmstadt. De EG moet voor iedere Europese democratische staat openstaan, zei hij.
Blijkbaar maakte hij zelfs geen uitzondering voor de Sovjet-Unie, want hij sprak van een ‘steeds nauwere samenwerking’ met dat land, zonder welke Europa ‘onvolkomen en onvolledig’ zou zijn.
Of hij hiermee ook een lidmaatschap van de Sovjet-Unie op het oog had, is onduidelijk. Een ‘steeds nauwere samenwerking’ lijkt dat in elk geval niet uit te sluiten. Maar dan zou het perspectief voor Europa weer heel anders worden. Ja, dan zouden we rustig kunnen zeggen dat de Europese gedachte aan haar succes te gronde is gegaan.
Hoe het ook zij - het lijkt weer tijd voor minister Van den Broek om voor nadere orientering op bezoek te gaan bij zijn Duitse collega zoals hij ook in oktober 1989 deed, nadat Genscher enige onduidelijke uitspraken had gedaan over de Duitse en Europese eenheid. Maar dan moet Van den Broek wel eerst heel duidelijk maken welk Europa hem nu eigenlijk voor ogen staat. Niet idealiter, maar realiter.
NRC Handelsblad van 10-05-1991, pagina 7