Pleidooi voor een Duitse ‘Sonderweg’?
‘Engeland heeft een wereldrijk verloren en zijn rol nog niet gevonden.’ Met dit woord bracht de voormalige Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Dean Acheson in 1962 de Britten tot razernij, maar het was er niet minder waar om. Van Duitsland kan vandaag iets soortgelijks gezegd worden: het heeft zijn eigen eenheid herwonnen, maar zijn rol nog niet gevonden.
Dat bleek op pijnlijke wijze tijdens de Golfcrisis, toen bijna alle landen, grote en kleine, een standpunt innamen maar Duitsland lange tijd een andere kant opkeek. Daar waren wel redenen voor - zo was het nog helemaal in beslag genomen door de pas verkregen eenheid - maar van een grote mogendheid, die het nu ontegenzeggelijk geworden was, werd toch iets anders verwacht dan dat ze zich drukt.
Het debat over wat precies Duitslands rol moet zijn gaat door. Onze correspondent in Bonn beschreef in de krant van dinsdag hoe het de sociaal-democraten verdeelt. Maar ook binnen de redactie van het weekblad Die Zeit, spreekbuis van het redelijke, D66-achtige Duitsland (het hangt inderdaad tussen de liberalen en de sociaal-democraten in), heersen verschillende meningen erover.
Na de Blitzkrieg in de Golf had de hoofdredacteur van het weekblad, Theo Sommer, geschreven dat de overwinning op Irak ‘ook alle twijfelaars en waarschuwers ontwapent die zich er tegen verzet hadden de oplossing van het conflict om Koeweit geheel aan de logica van de oorlog over te laten’. Immers, geen enkele van hun vrezen - chemische oorlog, Israels inmenging, terreurgolf over de hele wereld - was bewaarheid.
Tegen deze kijk op de zaken kwam een van de uitgevers van Die Zeit, gravin Donhoff (de andere is Helmut Schmidt), in opstand. ‘Nee’, schreef ze, ‘deze oorlog was a) allesbehalve onvermijdelijk, b) in het gebruik van zijn middelen buitensporig, c) in zijn uitkomst uiterst dubieus.’
Nu gaat het er niet om wie van de twee hier gelijk had. Dat is een ander debat. Waar het wel om gaat is de conclusie die mevrouw Donhoff hieruit trok wat Duitsland betreft. Deze luidde: ‘Men moet blij zijn dat Duitsers aan deze oorlog militair geen deel hadden. Laten ze maar rustig van ons zeggen dat we ons gedrukt hebben.’
Het is een hoog zedelijk paard dat mevrouw Donhoff hier bestijgt. In feite eist ze dat Duitsland, ongeacht het doel, schone handen houdt. Dat is heel mooi, maar een land van Duitslands gewicht en betekenis kan zo'n politiek niet volhouden (niet omdat het Duitsland is, maar omdat het groot is). Het zou neerkomen op neutraliteit, ja op een Duitse Sonderweg, die iedereen afwijst.
Trouwens als al het hoog zedelijk geblaas van kleine landen bij anderen op ongeloof stuit (die er niets anders in zien dan een camouflage van belangenbehartiging), hoeveel te meer zou dat niet het geval zijn als Duitsland zich die rol van heilige zou aanmeten? En omdat het groot is en omdat het Duitsland is zou het niet geloofd worden.
Mevrouw Donhoff schreef dit artikel in Die Zeit van 15 maart. In het volgende nummer stond er weer een lang artikel van Sommer. Het is geen antwoord op de berisping van zijn uitgeefster, maar misschien heeft deze hem wel ertoe geinspireerd zijn gedachten over Duitslands rol in de wereld te preciseren. Ook hier is het voldoende de conclusie te citeren:
‘Duitslands rol in de wereld? Haar kenmerken moeten zijn: hardnekkig aandringen op een schikking tussen Oost en West; hulp voor Oost-Europa; de Oosteuropese landen naar een intern versterkte Europese Gemeenschap toe leiden; voortdurend hameren op ontwapening; onvoorwaardelijk verbod van wapens naar landen buiten het bondgenootschap; uitbreiding van overkoepelende veiligheidsstructuren in Europa; een tegemoetkomende GATT-politiek; hulp voor de onderontwikkelden; een doeltreffende milieupolitiek; een alert begrip voor de nieuwe uitdagingen van de mensheid.’
Allemaal ook heel mooi, en deze keer zal mevrouw Donhoff geen bezwaren maken, te minder omdat hij besluit: ‘Aan het eind zal wel een credo van de civiele mogendheid Duitsland staan, waarmee het buitenland leven kan (...) - het credo van een niet geheel normaal land in een geheel normale tijd’.
Waar lijkt Sommers civiele Duitsland op? Op de conceptie van het ‘civiele Europa’ die het kabinet-Den Uyl in 1973 lanceerde. Dat ‘civiele Europa’ moest er, in de woorden van de staatssecretaris voor Europese zaken, L.J. Brinkhorst (D66), aldus uitzien: ‘Europa als civiele macht, niet in de zin van het machtsspel der grote mogendheden, maar veeleer door zijn bijdrage aan de wereldomvattende ontwikkeling door middel van constructief beleid op het terrein van handel en hulp, en aan een verstandig beheer van de natuurlijke hulpbronnen, door een “voorbeeldige” verbetering van de kwaliteit van het leven, door een gelukkig compromis tussen het verlangen van de samenleving naar vrijheid en gelijkheid en mogelijkheden voor het individu’.
Ach, van een klein land, dat - zeker ten tijde van Den Uyl - liefst niet met de werkelijkheden van een boze wereld te maken wilde hebben, was het een begrijpelijke conceptie. Maar of andere Europese landen, die wel, hetzij als subject hetzij als object, met machtspolitiek te maken hadden gehad, haar onmiddellijk zouden omarmen? Nee natuurlijk, en weldra hebben we dan ook niets meer gehoord van dat ‘civiele Europa’.
Totdat Sommer die conceptie op Duitsland toesneed en dat betekent in de praktijk: op Europa. En het beeld dat hij van dat civiele Duitsland schetst, lijkt als twee druppels water op Brinkhorsts beeld van het civiele Europa. Het is even mooi, even vaag en even ver van de realiteit. Daarbij komt dat de anderen achter zo'n Duitse conceptie nog veel meer zullen zoeken dan achter een Nederlandse.
En niet helemaal ten onrechte. Wat bedoelt Sommer bijvoorbeeld wanneer hij zegt dat Duitsland ‘een niet geheel normaal land’ is en dat blijkbaar ook moet blijven (want hij spreekt van een ‘credo’)? Is het hele streven van de naoorlogse politiek - ook van de Duitse regering zelf - niet geweest, van Duitsland eindelijk wel een normaal land te maken, dat wil zeggen met alle - dus ook de minder hoogstaande - eigenschappen van een normaal land? Wie van de norm een ‘credo’ maakt, isoleert zichzelf.
NRC Handelsblad van 29-03-1991, pagina 7