Een intellectuele versie van Saddam
Van Ali Mazrui had ik nog nooit gehoord, laat staan iets gelezen. Maar in de Angelsaksische wereld schijnt hij een zekere bekendheid te genieten.
Een bespreking van zijn laatste boek in The Times Literary Supplement (8 februari) gaat ervan uit dat de lezer weet wie hij is. Trouwens, een jaar of tien geleden mocht hij de Reith Lectures voor de BBC geven, en daar worden niet de eersten de besten voor uitgenodigd.
Controverse schuwt hij niet, want in die lezingen voor de BBC bepleitte hij - zo lees ik in die bespreking - dat landen van de Derde wereld kernwapens krijgen. Daar verwekte hij natuurlijk een storm van verontwaardiging mee, maar er zit een zekere ratio in zijn redenering: als het Westen tegen discriminatie is, moet het zich niet aan het monopolie van het kernwapen vastklampen.
Tot het Westen rekent hij ook de Sovjet-Unie, want in de ogen van een Afrikaanse islamiet (Mazrui is in Kenia geboren) is de Oost-Westtegenstelling, evenals de strijd tussen democratie en marxisme, een ‘burgeroorlog’, die zich in de wereld van het Westen afspeelt. (In de Frankfurter Allgemeine van 24 januari komt de historicus Ernst Nolte - de man die de Historikerstreit ontkende en die je volgens sommigen dus eigenlijk niet mag citeren - ook, zij het langs andere weg, tot de conclusie dat de Oost-Westtegenstelling een burgeroorlog was.)
In deze kijk op een tegenstelling die in onze ogen soms absolute en universele betekenis had, zit iets redelijks. Voor anderen is die tegenstelling immers niet meer dan een ruzie van blanken en rijken (in hun ogen is ook de Sovjet-Unie rijk), waar zij niets mee te maken hebben. Dat de Sovjet-Unie tegen het eind van de jaren tachtig het Westen in de armen gevallen is, zal hen dan ook minder verbaasd hebben dan het ons gedaan heeft.
Voor Mazrui worden de werkelijke tegenstellingen in de wereld niet gevormd door staten of ideologieen, maar door ras, cultuur en religie. Die doen een beroep op veel oudere en diepere loyaliteiten dan die typisch Westerse constructies die staten en ideologieen zijn. De werkelijke scheidslijn loopt, volgens hem, dan ook tussen islam en christendom - zeker nu de burgeroorlog tussen Oost en West (en tussen democratie en marxisme) afgelopen is.
Eeuwenlang heeft het christendom de wereld de wet voorgeschreven. Dat wil zeggen: wetten die tussen christenen golden, golden buiten de christenheid niet. Het gebruik van de kruisboog was tussen middeleeuwse ridders verboden, maar tegen heidenen toegestaan. Hugo de Groots ‘vrije zee’ gold alleen in de Europese wateren. Ook Karl Marx en John Stuart Mill maakten een verschil tussen ‘beschaafde’ en ‘barbaarse’ volken. (Marx en Engels vonden het Britse en Franse kolonialisme een noodzakelijke stap in de ‘voortgang van de beschaving’.)
In feite bestaat deze dubbele standaard nog steeds, vindt Mazrui. Het regime van de non-proliferatie van kernwapens is er een voorbeeld van. Van deze constatering is het een kleine stap naar het pleidooi voor de verspreiding van kernwapens, en die stap heeft Mazrui al tien jaar geleden gezet. Er zit een systeem in wat in het Westen zeker als een gevaarlijke krankzinnigheid wordt beschouwd.
Wat dat betreft, is deze islamiet, die in Oxford heeft gestudeerd en nu in Amerika doceert, een intellectuele versie van Saddam Hussein, die immers het volkenrecht als een Westerse uitvinding aan zijn laars lapt en aan een atoombom bouwt. In onze ogen een gevaarlijke gek, maar niet zonder systeem en - wat misschien nog belangrijker is - niet zonder aanhang in de wereld van de islam.
Het is dus niet onwaarschijnlijk dat - hoe de oorlog in de Golf ook moge aflopen - de werkelijke scheidslijn van de toekomst die tussen christendom (of althans zijn erfgenamen) en islam zal zijn, een scheidslijn die dieper is dan die tussen democratie en marxisme. Immers, democratie en marxisme zijn produkten van een zelfde beschaving, hebben dus een basis en denkcategorieen gemeen. Dat maakte een debat mogelijk. Dat is met de islam, die een andere cultuur is, niet het geval.
Daarbij komt dat de islam een geloof is, en met een geloof (of tussen geloven) is debat of dialoog per definitie niet mogelijk - behalve als het te doen is om praktische aangelegenheden. Zodra er geloofszaken in het geding zijn, kan ervan geven en nemen geen sprake zijn. Een geloof dat zich voor compromissen leent, is geen knip voor de neus waard.
Zo gezien, heeft de opvolging van de Koude Oorlog (die een oorlog binnen een zelfde cultuur was) door de hete oorlog van de Golf (die een oorlog tussen christenen en islamieten is) een zekere zin. Statelijke en ideologische tegenstellingen zijn immers, volgens Mazrui, minder fundamenteel, dus minder hevig dan culturele en religieuze.
Nu was een van de oorzaken van het koud-blijven van de eerste oorlog het feit dat beide partijen over kernwapens beschikten en gevoelig waren voor de rede die bereidheid tot zelfvernietiging uitsluit. Aan deze voorwaarden voldoet de christelijk-islamitische tegenstelling niet, wat betekent dat, als de islamitische wereld over kernwapens zou beschikken, dit niet noodzakelijkerwijs, zoals bij de partijen in de koude oorlog het geval was, tot zelfbeheersing zou leiden. Inderdaad: een cultureel, zo niet existentieel, verschil.
NRC Handelsblad van 15-02-1991, pagina 9