Nederduytsche poemata 1616(1983)–Daniël Heinsius– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] 37. De douceur amertume. Het honich soude sijn soet boven alle saecken, VVaert dat de liefde niet noch soeter placht te smaecken. De galle soude sijn het bitterst' dat men vindt, VVaert dat men niet en vondt dat loose Venus kindt. Ses ponden bitter gal met honich overstreken, Is dat men liefde noemt, daer van de menschen spreken. Het soet komt uyt het suer, het suer komt uyt het soet, Dat droeve blijtschap t'saem, en blijde droefheyt voet. Vorige Volgende