Nederduytsche poemata 1616(1983)–Daniël Heinsius– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 10. In poenam vivo. Me Ionckvrou, 'tis genoech. den beul die door u oogen Gekropen is in my, die weygert my de doot. Te sterven waer my vreucht: dat wilt hy niet gedoogen. Om dat ick levend' blijf, soo blijf ick in de noot. V aensicht is de banck daer ick op lig gebonden, Daer ick op word' gereckt. u soetheyt, u verstandt, Heeft een mael in mijn hert een machtich vier gesonden, Dat my altijdt ontsteeckt, en nimmermeer verbrandt. Vorige Volgende