Bacchus en Christus. Twee lofzangen van Daniel Heinsius
(1965)–Daniël Heinsius– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inhout ende nuttigheyt van desen Lof-sanck.1DE meeste vreugt, de welcke de sielen in dit leven hebben, die naer de rechtveerdigmakingeGa naar voetnoot1 2hongeren, ende naer hare saligheyt dorsten, is de geduerige 3ende gestadige overdenckinge des Heeren Iesu Christi: die, gelijck 4den Apostel tot den Hebreen in het dertiende seer wel spreeckt, is gisteren endeGa naar voetnoot4 5heden de selve, ende in der eewigheyt. Doch gelijck ons zijne Godheyt, dieGa naar voetnoot5 6hy gemeen heeft met den Vader, een bysondere vreugt geeft, als wy overdencken, 7dat oock hare onbegrijpelickheyt ende kracht ons te goede komt, door zijne menswerdinge,Ga naar voetnoot7 8ende het geloove: het welcke de selven Apostel in zijn elfde segt teGa naar voetnoot8 9wesen een versekerheyt der dingen die men hoopt, ende een bewijs der 10dingen, die men niet en siet: Soo ist nochtans, dat alle troosten verre te 11boven gaet zijne onuytsprekelicke liefde ende jonste bewesen aen de oude Vaders,Ga naar voetnoot11 12die hy met ooghschijnelicke mirakelen, beloften, ende segelen ofte sacramentenGa naar voetnoot12 13van de selve, tot den tijt der propheten onderhouden heeft. Die als voorboden vanGa naar voetnoot13 14zijne komste, het volck moet gegeven, ende den selven soo in het aensien van zijneGa naar voetnoot14 15majesteyt, eewigheyt, ende heerlickheyt, als van zijne nederheyt ende aengenomen 16swackheyt, voor oogen gestelt hebben: dickwils met hem sprekende in denGa naar voetnoot16 17geest, ende in den geest hem siende, op menigerley wijse. Tot dat ten lesten in de 18volheyt des tijts, de verborgentheyt der Godsaligheyt, gelijck den Apostel daer 19van schrijft aen Timotheum, is geopenbaert in den vleesche, gerechtveerdigtGa naar voetnoot19 20in den geeste, gesien van de engelen, gepredickt onder de Heydenen, 21gelooft in de werrelt, opgenomen in heerlickheyt. Soo dat al het gene 22dat van hem voorseyt is geweest, oock vervult is geweest, ende dat vervult is 23geweest, oock voorseyt is geweest. Desen troost wort in desen Lof-sanck van denGa naar voetnoot23 24auteur voorgestelt: ende ten lesten besloten met de overweginge der namen endeGa naar voetnoot24 25eygendommen, die de H. Schriftuere, den selven Heere Christo, soo in het aensienGa naar voetnoot25 26van zijne Godheyt ende Mensheyt, als van alle beyde te samen, ende van zijne | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27ampten, hem toeschrijft: maer insonderheyt, van den onuytsprekelicken bant, dieGa naar voetnoot27 28de geloovige met hem hebben; sijnde niet alleen deelachtig alle zijne gaven, maerGa naar voetnoot28 29oock hem selven, door de nuttinge van zijn vlees ende bloet. Daer door onse sielGa naar voetnoot29 30aen de tafel van het nieuwe Ierusalem, de stat Godes, geset, ende met de spijseGa naar voetnoot30 31der toekomende tijden gevoet wort. Tot dat zy deelachtig van zijn lichaem,Ga naar voetnoot31 32oock den geest des lichaems Christi, deelachtig worde; ende het beelt Christi 33wederom aenneme, dat zy in Adam door zijne overtredinge verloren hadde. 34Die haer oock sal brengen daer zy hem sien sal, aensichte aen aensichte,Ga naar voetnoot34 35Ga naar margenoot+ (gelijck den H. Apostel wederom segt) ende hem bekennen, gelijck zy bekentGa naar voetnoot35 36is. Het eerste stuck, spreeckt van zijne Godheyt, eewigheyt, eenigheytGa naar voetnoot36 37met den Vader in wesen, ende onderscheyt van persoone: van zijne wijsheyt 38ende goetheyt. die soo groot is, dat niet alleen de werrelt ende de mens, door hem 39gemaeckt is, maer hy oock mens door de selve is geworden, ende tot de doot toeGa naar voetnoot39 40hem vernedert heeft; om de mens het leven te geven. Het tweede, van den valGa naar voetnoot40 41der menschen, de beloften na den val, het verbont gemaeckt met het volck van 42Israel, ende het gestadig onderhouden van het selve. Het derde van zijne menswerdinge, 43die daer int breede verklaert ende overleyt wort, mitsgaders van zijnGa naar voetnoot43 44lijden, doot, verrijsenis, ende opvaeringe ten hemel. Het vierde, is een lof ofteGa naar voetnoot44 45danck-segginge, begrijpende alle de bysondere eygendommen ende namen, dieGa naar voetnoot45 46de Heere Christo toegeschreven worden: vervattende oock in hem, een ernstigGa naar voetnoot46 47gebet, bequaem voor desen tijt, ende een uytmetinge ofte beschrijvinge van zijneGa naar voetnoot47 48geestelicke gaven. Het welcke dan het Hooftstuck is van al dat wy doen moetenGa naar voetnoot48 49ende weten. Want gelijck onse hoochste wetenschap is gelegen in het rechte 50verstant ende begrijp van den wille Gods; soo is onse saligheyt volkomelickGa naar voetnoot50 51gelegen in de rechte kennisse ende dienst van het Woort God, dat is, den HeereGa naar voetnoot51 52Christus, de eenige geleertheyt, roem, ende wetenschap van den selven Apostel. 53Die in desen Lofsanck wort gepresen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Namen vande oude Vaders, die in de uytlegginge van desen Lofsanck vermaent worden.
|
|