Wat lazen kinderen in al die eeuwen vóór Van Alphen? Dat is een van de vragen waarop in De hele Bibelebontse berg het antwoord wordt gezocht; belangrijke vormen van lectuur waren vóór de Bataafsche Republiek - behalve het schoolboek en het kinderboek in engere zin - in ieder geval het volksboek en de kinderprent. Die twee categorieën geven een goede indruk van de belangstelling die er al eeuwen bestond voor vormen van avontuur op papier, én van de vage scheidingslijn tussen lectuur voor volwassenen en lectuur voor kinderen. Wat ervan over is, is vaak aan flarden gelezen, maar we hebben een indruk van de grote aantallen die verdwenen zijn: uit een boedelbeschrijving van een Amsterdamse uitgever uit de tweede helft van de zeventiende eeuw blijkt dat hij 21 000 kinderprenten in voorraad had; van die uitgever is niet één prent bewaard gebleven.
De hele Bibelebontse berg is een poging aan de hand van de bronnen de literairhistorische wortels van het kinderboek in Nederland en Vlaanderen te vinden, en zijn ontwikkeling te volgen van de middeleeuwen tot nu. Het woord ‘poging’ duidt aan, dat de auteurs zich er zeer van bewust zijn dat het onderzoek nog jong is en dat het beeld dat in dit boek wordt geschetst onvolledig moet zijn, omdat het nu eenmaal gebaseerd is op wat bewaard is gebleven en op wat daarvan nu gevonden is. We hopen dat voortzetting van het onderzoek over niet al te lange tijd een uitgebreide herdruk van dit boek mogelijk of zelfs noodzakelijk zal maken.
De hele Bibelebontse berg is een boek over boeken: over de schrijvers, tekenaars, drukkers en uitgevers die ze maakten, over de veelheid van vormen waarin ze verschenen, over het jonge publiek dat ze las. Bij de afbakening van het gebied hebben wij de grens niet getrokken bij het schoolboek. Niet alleen omdat het de bron is van de vroegste literatuur voor kinderen, maar ook omdat die grens soms vaag is, tot in de moderne tijd toe: ontelbare kinderen hebben Ot en Sien thuis gelezen.
De opbouw van het boek is tot aan de twintigste eeuw in hoofdzaak chronologisch, zij het dat de opzet binnen de hoofdstukken vaak thematisch is. De auteurs van het hoofdstuk over de twintigste eeuw hebben gekozen voor een andere aanpak, om het vele dat over deze periode is geschreven niet te herhalen, en om helderheid te brengen in de enorme hoeveelheid kinderboeken die deze eeuw heeft opgeleverd.
De inhoud van dit boek is (ook) het resultaat van vele gedachtenwisselingen tussen de redactieleden, maar de afzonderlijke hoofdstukken - sommige geschreven door één auteur, andere het produkt van samenwerking - laten duidelijk de hand van hun auteur(s) zien. Eén overeenkomst is er in elk geval tussen de schrijvers: ze hebben zich niet willen richten tot een publiek van louter vakspecialisten. Van het begin af heeft ons voor ogen gestaan dat De hele Bibelebontse berg een boek zou moeten zijn voor een groot publiek, dat geïnteresseerd is in het avontuur dat het woord in de wereld van kinderen betekent. Dat avontuur is beschreven in het gedicht ‘Alfabet’ van Annie M.G. Schmidt, waaraan we de titel van dit boek hebben ontleend.
Veel dank zijn wij verschuldigd aan personen en instellingen die de redactie hebben bijgestaan met hulp en adviezen. Het zijn er te veel om afzonderlijk te