| |
| |
| |
Het Bovenste Bosch.
Het Bovenste Bosch! Dat is het ware Ultima Thule van Nederland, het zuidelijkste hoekje (50o 45') en ik durf zeggen het mooiste van ons land. Het is nog bijna een uur gaans zuidelijk van Epen, dat op gelijke breedte ligt met Aken, Bonn, Brussel en Luik.
Per rijwiel is de heenweg niet veel korter; want een groot deel van den opweg moet ge naast de fiets wandelen van wege de sterke stijgingen, en, na hevige regens althans, om de puntige vuursteenen in de diepste gedeelten.
De afweg echter is een genot voor een fietser, tenminste als men zijn karretje in zijn macht heeft en zijn remmen ten volle vertrouwen kan. Je laat je maar rollen van de grens diep in het bosch tot bij de beek; het gaat er steeds dalend, eerst een half uur gaans lang onder een hoek van ongeveer 20 graden, tot bij Terziet, halfweg Epen, waar de weg door het dal van de Sijlerbeek veel langzamer daalt.
| |
| |
Dicht struweel van bramen op weinig verweerd krijt met verbazend groote exemplaren van Clinopodium (Borstelkrans) boven; Origanum (Marjolein) in 't midden en onder; Agrimonia rechts boven.
| |
| |
Iemand, die voor zijn genoegen fietst, behoeft het arbeidsvermogen van plaats dat hij bij het opduwen zichzelf en ook zijn fiets geeft, niet te beklagen; ge krijgt er een arbeidsvermogen van beweging voor terug dat u in een kleine twintig minuten weer dicht bij huis brengt, zonder dat ge een voet verroere hebt.
Jammer dat er een kleine kans bestaat, juist als de snelle vaart u in een genotroes brengt, dwars op een koe in te rijden, die kalm, achter een bocht vandaan, den weg oversteekt. Maar un homme averti en vaut deux en houdt steeds de hand aan de rem.
We nemen dezen keer geen rijwiel mee, omdat we een anderen terugweg nemen en er meer last dan lust van zouden hebben.
Wie er wel met een wiel komt, heeft in het bosch een goede gelegenheid zijn karretje te stallen. Vlak bij den ingang rechts ziet ge een donker stijgpad; daar heb ik eens mijn fiets tusschen varens en hazelaars zoo goed geborgen, dat ik zelf moeite had, hem terug te vinden.
Dat boschpad is op zich zelf al een bezoek waard. In het voorjaar nestelen er zooveel vogels: fitis, fluiter, zwartkop en lijsters vooral, dat het wel een kolonie lijkt. Nu in de zomervacantie hoort ge alleen vliegen gonzen, meezen piepen, en een kraai krassen.
| |
| |
Smalbladige Raai.
| |
| |
Hoe hooger ge het paadje opklimt, hoe ijler de struiken worden; tot ge boven aan in een groot donker sparrebosch komt, met bijna kalen bodem, er groeien maar enkele varens; en dat zijn, vreemd genoeg, geen boschvarens, maar de soort die bij ons in het Noorden in moerassige venen het meest voorkomt: de stekelvaren. Om het bosch te verkennen is het beter het zelfde pad weer af te dalen en den grooten weg een eindje te volgen.
Al dadelijk bij den ingang hebt ge rechts twee kalkmuren, een kleine en een groote. Beiden bieden u de mooie kalk-flora, die we al bij het Onderste Bosch hebben nagegaan. Hier komen er nog een paar rariteiten bij. Ten eerste, drie soorten van orchideeën, het witte Boschvogeltje, de Vliegenorchis en de Mannetjes-orchis, de Smalbladige Raai en dan een heel mooie laag-groeiende vliersoort, die geen houtigen stam krijgt, maar een kruid blijft, integenstelling met de gewone vlier en de Bergvlier met zijn menigte koraalroode bessen, die hier tot het landschap behoort. De bloemen van deze zeldzame Sambucus ebulis zijn buitengewoon fijn van tint; ge kunt niet zeggen welke kleur het is; zoowat licht-grijs en blauw met iets roods er in; en daarop steken de jonge
| |
| |
bruine helmknoppen zoo mooi af, dat ge in het eerst niet weet, wat ge ziet, en heelemaal niet aan vlier denkt.
Ook hier weer die ontzaglijk hooge Vertakte Dravik, die zijn groote pluimen boven de vlier en de hooge boschranken uitsteekt; wie deze dravik in de weiden of langs rivieren of in bosschen op zand of leem heeft zien groeien, herkent hem hier met moeite; hij heeft op het losse krijt een geheel ander aanzien en is misschien ook wel een ander soort Ruwe Dravik (Bromus asper). Trouwens dat stukje weg, van een paar honderd meter van den ingang van het bosch tot aan de sparrelaan, heeft zulke prachtig begroeide hooge bermen dat ge in ons land de weerga er niet van vindt.
Maar het is alleen de rand van het bosch, die zoo'n bloemen-weelde biedt; doet ge tien pas het bosch in, dan verdwijnen de krijtplanten, ge vindt geen Borstelkrans en geen Gevinde Kortsteel, geen Ruwe Dravik meer, geen Kruidvlier noch Koraalvlier, geen Marjolein zelfs. Dan beginnen de Adelaarsvarens en hooge Vingerhoedkruiden en de Gamander de overhand te krijgen, ge staat weer op tertiairen grond, leemig zand met kiezel; en waar de secundaire bodem nog even bloot komt, is die totaal ontkalkt.
| |
| |
Hoe hooger in het bosch hoe zeldzamer de kalkplanten worden; boschbessen, de roode en de blauwe, bedekken den bodem, tot eindelijk de sparren komen, dan, op schralen zandgrond, de rosse golven van de buigzame smeele, het mooiste gras voor winterboeketten.
Het bosch op de linkerzijde, den oostkant van den weg, daalt zoo diep neer, als het tegenoverliggende rijst. Daar groeit de Boschwederik met zijn fijne gele bloempjes op lange stelen, daar is het zoo vochtig als het ginds onder de sparren droog is, en een nevel hangt er tot in den voormiddag onder de beuken, de Clematis en de Trosof Koraalvlier. Daar is het op snikheete dagen lekker koel en stil, een uitgezocht plekje om er 's middags, als het aan de Geul nog te warm is, te liggen soezen, te lezen of te schetsen. Vroeger kreeg je er geregeld bezoek van de konijntjes, die bij honderden in de diepte
| |
| |
woonden, in een stad van holen en gangen; nu komt er zelden nog een in zicht en die is zoo schuw, dat hij dadelijk weer weg springt, als ge u beweegt. De diertjes worden niet meer geduld, ze zijn vogelvrij verklaard sedert ze het bosch bedreigden door ondergraving. Nu komt er nog alleen een hagedisje of een hazelworm of een groot dofzwarte boschkever, die de mooien naam van Timarcha draagt, tot bij uw voeten; de lucht van leer schijnt een aantrekking op die diertjes te oefenen.
Vliegenorchis.
Na de rust in het mooie wilde bosch en het genieten van het kleine, van de bijzonderheden, is het goed het groote geheel, waarvan wij de deelen kennen, weer eens in het oog te vatten. We wandelen nog een eind dieper
| |
| |
het bosch in. Een opstijgende sparrelaan vormt de grens tusschen België en Nederland; aan het eind daarvan, hebben we ook de grens van het Bovenste Bosch bereikt.
Boschwederik Gele bloemen.
Daar begint een ander dalend Belgisch bosch, een zijpad voert ons naar den hoogen rand van het Nederlandsche. Tusschen twee grenspalen, die de nos. 15 en 16 hebben, krijgen wij een open plek; als door een poort kijken we naar het Zuiden en Westen in een groote dalende vlakte, een vruchtbaar land waar de Belgische dorpen Teuven en Giveld liggen, een vlakte met groepjes boomen hier en daar,
| |
| |
De Grens-laan in het Bovenste Bosch. Links een over-slanke Berk die het licht zoekt.
| |
| |
maar zonder bosch. Tonen van torenklokken door den westenwind gedragen, galmen op ons toe en stuiten tegen den hoogen boschrand, die de grenslijn vormt van ons land.
Gaan we die grens langs, dan komen we door het Onderste Bosch weer thuis; maar daar zijn we al geweest.
Om een inzicht te krijgen in dit ingewikkeld landschap, moeten we nu ook dadelijk den anderen kant van de bosschen die den heuvelrug kronen, gaan zien; daartoe doen we het beste, langs den zelfden weg terug te keeren tot even voorbij het punt, waar wij het Bovenste Bosch zijn binnengekomen.
Verdwalen is hier niet mogelijk, we moeten de grooten gladden rijweg, die dwars door het bosch, van Epen naar België voert, altijd weer kruisen; dat is de eenige harde weg, alle andere zijn niet veel meer dan zandwegen.
Bij het kruispunt moeten we terug naar het noorden; hier is bijna het hoogste punt. Neemt ge de verkeerde richting, daalt ge rechts in plaats van links, dan is dit nog niet erg; dan komt ge binnen vijf minuten aan het douane-huisje, dat eenzaam en schilderachtig tegen den hoogen boschrand ligt; nog eens: een fietser die geen lid van een Bond is, wordt hier vriendelijk, maar onverbiddelijk tegengehouden.
|
|