Geïllustreerde flora van Nederland
(1909)–Eli Heimans, Hein Willems Heinsius, Jac. P. Thijsse– Auteursrecht onbekendHandleiding voor het bepalen van de naam der in Nederland in het wild groeiende en verbouwde gewassen en van een groot aantal sierplanten
Geslachtentabel.
| ||||||||||
Geslacht: Maagdepalm, Vinca.
| ||||||||||
die den honing komen halen (afgescheiden door 2 klieren naast het vruchtbeginsel) nemen bij 't terughalen van den zuiger stuifmeel mee (ook aan den kop) en bestuiven daarmee een volgende bloem. Zelfbestuiving is bij deze bloemen zonder resultaat. Bezoekers vooral hommels en bijen.
Bloeminrichting als bij de vorige soort. | ||||||||||
Geslacht: Oleander, Nerium.In kuipen wordt bij ons gekweekt (veel in Limburg) de Oleander, met leerachtige, lancetvormige bladeren. Bloemen rozerood of wit, in groote tuilen. Men kweekt vooral twee soorten: N. Oleander, met geurlooze bloemen en de keelschubben 3- of 4-tandig, en N. odorum, met geurende bloemen en 4- tot 7-tandige keelschubben. Beide zijn zeer vergiftig. De meeldraden zijn als een kegel over den stempel heengegroeid en loopen naar boven uit in een pluim, die den toegang tot de kroonbuis afsluit, zoodat alleen sterke, langtongige insekten den honing kunnen bereiken, door een spleet tusschen de helmhokjes. Bij 't terughalen loopt de zuiger in die spleet vast en dan moet 't insekt zich met een ruk bevrijden. Daarbij krijgt hij meteen stuifmeel uit de kegelvormige holte mee. Zwakke insekten kunnen zich niet bevrijden, evenals bij de Zijdeplant (blz. 931). De Oleander wordt vooral bezocht door de prachtige Oleander-pijlstaart. De rups van dezen vlinder leeft op de bladeren van de plant. |
|